leden, verpacht voor den tijd van zeven jaren de kapitale
boerderij „Het Houten Paard", gelegen in die gemeente en
groot 203 H.A., 56 A., 22 c.A,
Er is een vreemde meneer gekomen, die heel anders sprak
dan al de menschen daar; die net eender sprak als de
dominee en de boerderij ,,Het Houten Paard" gepacht heeft.
Hoe kan nu een boer anders praten dan alle andere boeren,
dat begrepen vele menschen niet. Nog minder begrepen ze
het praatje, dat die meneer in een stad op een hoogere
school geleerd had boer te worden. Hoe kun je nu leeren om
baas te zijn? Velen hebben met spanning de komst van den
nieuwen boer verwacht.
Hij is gekomen; de arbeiders hadden de hekpalen versierd
met bloemen, de paden in den hof opnieuw met zand be
strooid en bijgeharkt. Piet de Veer de oude knecht, die in
het kleine huisje rechts van de groote oprijlaan woonde, had
op een stuk karton met grove letters de welkomstspreuk ge
schreven:
Piet de Veer
Wenst den Nieuwen heer
Profisiat
Van Uit zijn deurgat,
en dit papier boven zijn deur gespijkerd.
Het heeft diezelfde week de arbeiders verwonderd waar het
gebruikelijke krentenbrood toch bleef. Was dat niet bij
iederen boer die een hoeve pachtte de oud-vaderlijke ge
woonte?
Maar daarna heeft hen ook dit niet meer verwonderd. Veel
rare dingen zijn gebeurd in de tijden die volgden. De nieuwe
boer wenschte niet met „baas" te worden aangesproken,
het moest „meneer" zijn. Dat is een penitentie geweest voor
de menschen op de hoeve. Bovendien, wie had er ooit van
gehoord om tegen de „vrouwe", „mevrouw" te zeggen?
Met Nieuwjaar wenschen gaan? Wel neen, dan was de boer,
of beter gezegd „meneer", niet thuis.
Al die dingen waren voor den nieuwen baas overbodig. Piet
de Veer is op aanstoken der anderen een keer naar den baas
180