gegaan en heeft hem verteld van de zeden der boeren. De
nieuwe boer, de meneer, heeft toen tegen hem gevloekt en
gezegd zich te bemoeien met zijn eigen zaken en als hij niet
tevreden was, ging hij maar weg. Daar hebben allen beduusd
over gestaan, onnoemelijk veel is er over gesproken gewor
den in 't dorp en omgeving. Een boer, die geen Paascheieren
geeft; een boer die niet iets extra's betaalt als een paard
wordt verkocht. Voor dezen was er nog nooit van gehoord.
Toen hebben allen gevoeld, dat traditie geen onveranderlijk
iets was. Dat er bestond iets als koude economie. Want de
drijfveer van den nieuwen heerenboer was, zooals hij uit de
hoogte tegen den dominee die veel gehoord had over deze
zaak, zeide: Efficiency in mijn bedrijf".
Maar erger dingen heeft de boer gedaan. Hij heeft de spreuk
van onder 't uilenbord weg laten schilderen en wat het top
punt is geweest van treden met de voeten van het gevoel
voor zeden en gewoonten: hij heeft het heusche houten
paard, dat in den voortuin stond, verwijderd en in 't varkens-
voerfornuis verstookt, om eten voor de beesten op te koken.
Dat was voor vele boerenmenschen een schandaal, ze voel
den dat als een zeer groote blaam op wijlen boer Vermerre.
Alleen een brief van vrouw Vermerre, die van deze zaken
had gehoord, heeft hem weerhouden om ook den naam van
de palen bij het hek te laten verdwijnen, en om in plaats van
't oude paard een steenen leeuw te plaatsen in den hof.
Hij zelf voelde wel, dat vele dingen die hij deed, en nog veel
meer dingen die hij niet deed, streden met de tradities uit de
streek en de gewoonten van de boeren, maar zijn bedrijfs
economie leerde hem onverbiddelijk zoo te handelen.
Bovendien hij was afkeerig van dat oude, vreemde allemaal.
Soms voelde hij wel, dat er iets mankeerde in dit, zijn lan
delijk bestaan, dat hij hier anders leven moest dan elders.
Doch tot een overtuiging voor dit feit is het bij hem nooit
gekomen.
Alleen de levens der arbeiders, die nog wel terwille van hun
brood werkten, werden leeger, omdat de band van boer tot
knecht niet meer als vroeger was. En hij, die dan ook een
anderen baas kon krijgen, verdween. Op ,,'t 'outen peerd"
was alles doodsch en strak geworden; de arbeidsvreugde was
181