VOORUUR PAARDRIJDEN. Een kneep in een teen, Of geruk aan een been Is het zekere sein, Dat aan een droom vol [jasmijn En manegeschijn Nu een eind moet zijn. De wachtcommandant, Steeds galant Van zijn kant Trekt zich terug. Een pijnlijke rug En stijve gewrichten In 't brein van den slaper Zijn ruiterplichten Zeer helder belichten. Na eenig gezoek Naar zijn jas en broek Wil 't hem gelukken Zijn beenstukken Om zijn beenen te rukken. De rest gaat gewoon, Schoon op zeer zachten [toon, Om geen hokgenooten, Die zich nog warmen In Morpheus' armen, Te wekken door stooten. Er rest dan nog tijd Voor een schielijk ontbijt Met thee zonder suiker; Immers de klontjes Zijn voor paardenmondjes. De oudste held Meldt Na 't geven van acht De troep present 184 Bij de wacht. De beredene klasse Wendt haar zwaarleeren [passen Voor paardrij-college Naar de manege. Als links uit de flank" Gevolgd door een ,,halt" Door de lucht knalt En een ingerukt, marsch" Wel wat barsch Uitvalt, Haast elk zich naar binnen Om een rijdier te winnen, Dat naar zijn ervaring Of stell'ge verklaring Van anderen Zich niet laat verlokken Een partijtje te bokken Als aan 't bit in zijn mond Met een kracht van tien pond Onverwachts wordt [getrokken. De ritmeester, c.q. kapitein, Vindt het fijn Dat de jongelui er weer zijn. Maar hij laat 't niet merken Want dat zou bij de vlerken Op 't moreel kunnen [werken.. .Opspringen" Is 't eerste der dingen Die ik U voor ga zingen. Rustige stap Met armengezwaai, Onderbeen heffen en Lichaamsgedraai.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1937 | | pagina 198