deren, z'n huiske, z'n Vlaand'renland. Nooit zal hij dat
weerzien als hij door 't onbekende verbrijzeld zal worden.
Woest kijkt hij op, woest gooit hij z'n pijpe weg. De kop van
z'n pijpe, waaruit hij bijna zeven jaren heeft gerookt, valt te
barsten. Maar Stanske ziet het niet, hij gaat naar z'n vrouw,
zegt iets. Het vrouwmensch begint nog harder te huilen dan
ze vanaf de noen al deed. Al de kinders huilen mee en
Stanske knarsetandt.
Dien zelfden nacht vlucht Stanske Lammens, boerenknecht
uit Damme, soldaat van het zooveelste Linieregiment, langs
een smokkelpaadje Vlaand'renland uit naar een vreemd land
en een vreemd volk.
Dat was de nacht, na dien gedenkwaardigen dag, waarop
Stanske Lammens, boerenknecht nu deserteur met
nadruk heeft gevloekt.
Het vreemde land, met al z'n vreemde menschen, ontving
hem gul en goed, zooals het enkele dagen later z'n vrouw en
kinders goed ontving.
Alleen ze mochten niet tezamen leven in de eerste weken.
Hij was een deserteur: geïnterneerd.
Hoe en waarom weet niemand, maar het is gebeurd, dat
Stans vrijgelaten werd en in een ander deel van 't land met
vrouw en kinderen samen wonen mocht.
Ze sliepen in een schoollokaal met and'ren die de dreiging
van 't vreemde, ongeweten geweld ontvlucht waren. Daar
waren platen aan den muur en één daarvan vertoonde een
oorlogsbeeld, dat Stanske zich ieder oogenblik voor oogen
stellen kon, waar hij ook was.
Er liep een man met ruigen baard voorop; die droeg een
vaandel heel ontplooid, waarop met goud-oranje deze
woorden stonden: ,,Nu of nooit".
Dat dit hem trof, heeft Stanske nooit verteld. Bovendien twee
maanden lang hier in die schole heeft hij geen woord gezegd
over oorlog of over geweld. Veel meer, veel en veel meer
heeft hij gedacht over Vlaand'ren en over z'n angst, die hem
niet loslaat. Het was een strijd in z'n hart. Er zijn tijden, waar
in hij gerust is en vrede heeft met z'n vlucht. Maar die tijden
192