Telkens weer zag hij dan achter dien gloed een man met een
vaandel, en rood schitterend de woorden: ,,Nu of nooit".
Hij wist nu niet meer te verklaren waarom of hij hier was;
hij sprak niet meer overtuigend met de vreemdelingen. Hij
uitte zich woest, met uitspraken van haat, tegen al dat ge
weld, dat nu in zijn land overheerschte.
„Als ik den baas was", riep hij een keer, „dan zouden ik al
die meneeren generaals en ministers in d'r nakende hemd in
de berstende kou over diej' dijke laten loopen, dan zou d'r
lui goesting in 't vechten wel keeren!"
Maar dat vuur en die rommelende donder lieten hem niet
los. Meer dan ooit brandde in 't diepst van zijn geweten het
schuldbesef, zijn land verlaten te hebben in den nijpenden
nood van vreemden dwang en bruut geweld. Zijn volk en
z'n land had hij altijd lief gehad zonder dat hij het wist en
waardeerde, zonder dat hij er zich rekenschap van gegeven
had. En nu te voelen een verrader te zijn, deed hem lijden.
Het zelfverwijt en de schaamte achtervolgden hem onafge
broken. Hij schuwde ieder die hem kende en die van zijn
vlucht wist.
In voorgaande dagen had hij dat gevoel nooit gekend. Eerst
was het de angst geweest, die het-zich-schamen verdrong,
daarna de doffe berusting. Maar toen hij den nood van z'n
land van eigen waarnemen begon te kennen, vervulde hem
een gevoel van matelooze zelfverachting. Wat had hij ge
daan met z'n laffe vlucht? De war'ling in z'n hoofd was groot,
het was een mengeling van weer opkomenden angst en van
sterker zelfverwijt en ware schaamte. Zijn lust tot leven werd
hem door het vreten van dat stormen in z'n binnenste haast
geheel ontnomen. Dat duurde enkele dagen, totdat, zooals
voor enkele maanden in dien gedenkwaardigen nacht, er
weer regelmaat in zijn gedachten kwam en hij zich langzaam
aan weer ging beheerschen.
Kort maar beslist heeft hij weer enkele woorden tot zijn
vrouw gesproken.
Dienzelfden nacht, dat is de vierde nacht van 't groote bom
bardement van Antwerpen, is langs een onbekend en donker
sluipweggetje een man de richting van de Vlaamsche grens
uitgegaan.
194