45 k.m.; de kepi's dreigen al af t§ waaien en een goedkeu
rend gebrom klinkt uit den kattebak na al die lachstuipen van
zooeven.
Zonder ongelukken bereikt men de Dordtsche pont en zelfs
Rotterdam. Maar, o schrik, de kar rijdt door een stoplicht
heen en een dienaar Hermandad's snelt toe.
,,Uw rijbewijs, meneer?" ,,Heb ik niet, agent!" ,,Dat kost U
een bekeuring". Maar met den moed der wanhoop duwt de
getergde Jonker hem een papiertje van de militaire politie
onder den neus en de agent stopt zijn bonboekje onverrich-
terzake weer in zijn zak.
Voorwaarts maar weer. Waar Rotte en Schie tezamen
vloeien en Delft rijst van ver. plof, benzine op. Pomp
eenige kilometers verder; lachende gezichten van voorbij
gangers. Een Jonker houdt een jochie te fiets aan en bestijgt
het stalen ros zonder belastingplaatje, maar met een stapel
dekens op den bagagedrager, om een half uur later terug
te keeren met een Essolube-blik. Benzine bijgieten en weer
draaien aan den koffiemolen. Ik vertik het, zegt de motor,
doe 't zelf maar. Dus stijgen drie Jonkers uit en duwen de
kar, in 't zwart, en badende in zweet en Julizon, over den
rijksstraatweg tot de motor weer aanslaat.
Hoera, we gaan weer. Bij de Hoornbrug moet men wachten
in de file. Meneer", roept een jochie, ,,er druipt water uit
Uw auto."
Radiator gebarsten; belangrijk; doorrijden. Den Haag wordt
doorgesneld als gold het een course. Het water kookt en
een statige stoompluim golft uit den radiator. Bij Metropole
theater vertikt de motor het weer. Een kellner verschijnt ten
tooneele en helpt in den nood, met een karaf water op een
presenteerblad.
De laatste hindernis is overwonnen, denkt ge?
Mis hoor! Den volgenden avond ging het gezelschap per
trein terug. De motor had den geest gegeven, om door het
viertal diep betreurd te worden in de loopgraven van Gilze-
Rijen.
BOBBY.
198