En dan wordt het oerinstinct, om buitengewone vreugde
door buitengewone lichaamsbeweging te uiten, ons allen te
machtig: en zoo is het dat driehonderd cadetten onder
vreemd gejuich een looppas maken over ,,'t walletje". Zoo
uiten wij datgene wat niet door woorden, noch geschriften
te uiten is: de innerlijke vreugde en dankbaarheid.
Langzaam komt de bezinning weer!
Orders worden gegeven!
Verzamelen voor het bekendmaken van de dagorder.
Vol is de binnenplaats. Geeft... acht!"
Alles is rustig en roerloos, behalve de vlag.Met een vreug
devolle klappering, slaat ze de lucht en trekt den stok ver
woed van voor naar achter, links en rechts. De vlaggeklan-
ken tuimelen op de binnenplaats.
De vlag voor de prinses, de vlag van de Academie.
Ik ril, zoo ontroerend is dat geluid. De vlag klappert woester
en woester, de vlag is dol geworden van blijdschap...
Den nacht daarop heeft ze zichzelf in haar dwaasheid ver
moord. In woesten ijver om te jubelen heeft ze zich opge
offerd. Vele stukken scheurden zich, door 't woeste slaan,
van haar af, elke draad die niet meegaf werd vernield.
Niets, niets houdt het tegen, het vreugdewapperen om de
geboorte van een prinses.
Fiere vlag, gij zijt gesneuveld, ter eere van de geboorte van
de prinses.
Zit daarin niet iets symbolisch??
,,Ons leven den duren eed tot pand 11"
Den eed, die zij voor ons aan de Koninklijke Grootmoeder
zwoeren, die zoo God het wil, wij ook nog aan haar zweren.
Den eed, dien eenmaal zij, die na ons komen, aan de
Koninklijke Moeder en aan het Koningskind zweren zullen.
Ja, over vele, vele jaren zullen er nog cadetten zijn, die
trouw zullen zweren aan Haar, die gelukkig maakte, maakt
en maken zal.
M.
129