Het was Zondag, de rustdag, de dag des Heeren en de straten van het stadje waren leeg van rijtuigen en menschen- menigtes. Edoch, toen nog geen etmaal was voorbijgegaan, toen de eerste werkdag van de nieuwe week den avondstond nog niet had aanschouwd, toen brak opnieuw lawaai los over de stad. Nu dromden de poorters door de nauwe straten en aanschouwden met glinsteroogen de huizekens, die nu in licht baadden en waarin o zulke wonderschoone dingen waren te zien. Daar draaiden en wentelden vreemde figuren, uit hout ge sneden en bestreken met wonderfelle verven: scharlaken, karmijn, ultramarijn. Daar glinsterde goud en zilver, daar blikkerden smaragden, robijnen en opalen, daar waren de schakeeringen een lust voor de oogen. In andere huizekens lagen rijen van het zoetste gebak uitgestald, geen gebakken patatten of zoo, o neen, koeken en bollen, kwistig bestrooid met hagelwitte suiker. Ook muziek was te genieten met volle teugen, uit wonderschoone mechanieken, waarop poppen stonden en fluitspelers en trommelslagers, die de maat sloegen. Deze muziekkasten werden draaiorgels genoemd, want als men aan het draaien sloeg aan het wiel dat bezijden de kast uit stak, verkreeg men een geluid als van een kerkorgel, waarbij tien trommelslagers, zeven hoornblazers, een stuk of vijf cymbaalspelers en een horde fluitspelers waren gevoegd. En niet één zoo'n draaiorgel stortte zijn muziek uit over de menigte, maar bijna ieder huisje bezat een dergelijk instru ment en ieder orgel speelde een andere wijs, de één nog schooner dan de ander, zoodat het geheel bijna even schoon was als de muziekkapel van de soldaten, die ook in de stad verbleven, juist in die tijden dat een krijg dreigde los te barsten. Sommige poorters hadden juist deze muziekkapel kunnen beluisteren, toen zij oefende voor een groot muziekspel, dat binnen luttelen tijd in het kasteel zou worden opgevoerd, als de jongelingen daar een feest zouden gaan vieren. Ook uit de stadsherberg waaide muziek naar buiten, maar dat was weer een heel andere muziek. 149

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1938 | | pagina 169