Zoo zwoel.
Zoo koel.
„NOG KOPERPOETS NOODIG MENEER
Avondmijm'ring.
O wondere nacht,
O, sterrenpracht,
Hoe heerlijk zacht
Mijn stoel!
(Uit 't dagboek van een O.j.)
Aanklacht.
Omgeven door een bedrieglijk waas
Zijt gij, leden van het zwak geslacht
En hebt daardoor reeds menig dwaas
Het arme hoofd op hol gebracht.
(Eveneens uit 't dagboek van een O.j.)