De cursus aan de K.M.A. duurde 3 jaren, behalve voor
Cadetten van het Wapen der Genie, die na hun aanstelling
tot 2e Luitenant nog een 8-maandschen aanvullingscursus
moesten doorloopen.
de Artillerie, van de Genie en de adspirant ingenieurs
daarna nog een applicatiecursus moesten volgen.
Ten gevolge van den Belgischen opstand werden in 1830 de
lessen aan de K.M.A. geschorst en de Cadetten, voor zoover
geen Zuid-Nederlanders, bij de onderscheidene korpsen van
het Leger gedetacheerd.
In 1836 konden ook Cadetten worden opgeleid voor den
dienst in Overzeesche bezittingen. Enkele jaren later ver
dwenen de ingenieurs van den Waterstaat, terwijl in 1849
Z.K.H. Prins Frederik der Nederlanden belast werd met het
oppertoezicht over het Leger en over de K.M.A.
Van 1852—1857, toen ook de adelborsten voor den Zee
dienst aan de K.M.A. hun opleiding kregen, onderging de
inrichting de naamsverandering van: Koninklijke Militaire
Academievoor Land- en Zeemacht". In 1867 werd het aantal
studiejaren ingekrompen tot 3, terwijl aansluiting werd ver
kregen met het onderwijs der Roogere Burgerscholen met
5-iarigen Cursus. Tijdens den Fransch-Duitschen Oorlog in
1870 werd de Academie tijdelijk gesloten.
De nieuwe Onderwijswet van 21 Juli 1890 bepaalde, dat:
a. Opleiding tot den Officiersrang voor Infanterie, Cava
lerie, Artillerie en Genie voor hier te lande en voor
Nederlandsch-Indië aan de K.M.A. zou plaats vinden;
b. Opleiding voor de Infanterie en de Militaire Administratie
voor hier te lande en voor Ned.-lndië ook plaats kon
vinden aan den Hoofdcursus;
c. Voorbereidend onderwijs voor toelating tot de K.M.A.
werd gegeven aan de Cadettenschool te Alkmaar.
Bij het K.B. van 3 April 1916 werd ook toelating van Inland-
sche jongelieden tot de K.M.A. mogelijk gemaakt tot een
maximum van 2 per jaar. Op 1 October 1923 werd de
Hoofdcursus van Kampen verplaatst naar Breda en in het
gebouw der K.M.A. opgenomen, om uiteindelijk in 1926
geheel met de Kon. Mil. Academie samengesmolten te wor
den. De Cadettenschool was reeds een jaar eerder opgehe-