was herdacht, thans de opening van het Ethnographisch Museum kon geschieden. Spr. herdacht het werk van Pro fessor Spat en van kapitein van Ysseldijk, die beiden respec tievelijk te Breda en te Kampen een ethnographische ver zameling in het leven hadden geroepen, niet in opdracht van de Regeering, maar op eigen initiatief. Van de twee samengevoegde verzamelingen was de heer Voskuil de eer ste beheerder. Nog een naam wilde dr. Colijn noemen: Kapitein Dr. J. M. Somer, den tegenwoordigen conservator. Spr. achtte het van groot belang dat beide verzamelingen ontstaan en geregeld uitgebreid zijn door vrijwillige schen kingen. Hier hebben we de vrucht van een arbeid voort gekomen uit individueel streven voor een belangrijk doel: het onderwijs aan de K.M.A. is moeilijk denkbaar zonder materiaal dat de cadetten kan voorbereiden voor hun latere Indische werkzaamheden. Voor hen die niet naar Indië gaan is het een onmisbare gele genheid om zich uit aanschouwing de beteekenis te kunnen indenken van de overzeesche gewesten van het koninkrijk der Nederlanden. De minister-president deelde tenslotte mede, dat het H.M. de Koningin heeft behaagd den kapitein Somer de eere medaille in zilver, de zoogenaamde museummedaille, toe te kennen voor zijn verdiensten. De gepensionneerde generaal-majoor van het Indische leger, P. J. A, van Mourik, zeide, dat een fonds gevormd is door gepensionneerde Indische officieren ten behoeve van dit museum, welk fonds hij voor zoover niet reeds aan de verfraaiing van de Academie en het museum besteed aan den Gouverneur aanbood. De majoor van den Generalen Staf van het Indische Leger, E. Engles, bood namens de bij de K.M.A. gedetacheerde Indische officieren en namens alle voor het K.N.I.L. bestemde cadetten, een gedenkraam voor het museum aan. Namens officieren en burgerleeraren werkzaam aan de Academie, bood Prof. J. W. N. Ie Heux een glas-in-lood-raam aan. De plechtigheid werd besloten met een rondgang door het Ethnografisch Museum. 141

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1939 | | pagina 165