J. H. J.
Die eisch voor de groep geldt ook ons. Meer nog geldt het in
de eerste plaats voor ons, die mede zullen moeten werken,
de kameraadschap, onontbeerlijk element in de weermacht,
aan te kweeken in ons leger, in ons volk.
De kameraadschap gelukkig is geen onbekende ver
schijning in ons midden; het is en blijft echter zaak ze te be
waren en te vergrooten, opdat het hoogste niveau bereikt
worde. Een topprestatie prikkelt tot navolging en is een voor
beeld en dat willen en moeten we zijn. Juist nu!
159