BOEKJE „PABST"
Hij kwam een kwartier te laat dat was zijn entrée. Hij
hakkelde toen hij haar ouders begroette. Zij ergerde zich.
Hij stak een sigaret op en brandde zijn vingers.
Hij rookte en morste asch op het tapijt. Zij keek angstig naar
haar ouders.
Toen zij weggingen viel hij bijna over haar rokken en buiten
bleek dat hij de taxi weggezonden had. Zij zuchtte inwendig.
Toen zij aan de bar zaten verknoeide hij haar jurk door er
champagne op te morsen. Zij was woedend.
Toen zij dansten trapte hij op haar teenen. Zij was de wan
hoop nabij.
Toen zij naar huis gingen was hij bijna dronken. Zij schaamde
zich zoo.
Toen zij in de taxi zaten kuste hij haar ongevraagd. Zij vergaf
hem alles.
S. H. L.
160