37 het is waar dat de Staten een penning hadden laten slaan, waarop zij vermeld hadden wat door de Republiek roemrijks was verrigl: x asserlis legibus emendatis sacrisadjulisdc- fensis, conciliatis regibusvindicata murium liberlaleslabilita orbis Europee guidede wetten bevestigd; de godsdienst ge zuiverd de Koningen ondersteund verdedigd en verzoend de vrijheid der zeeën gewroken Europa bevredigd." Zij roemden hier alleen op wat zij werkelijk hadden gedaan toch om Lodewijk XIV te bevredigen deden zij den stempel van dien penning verbreken. Van zijne zijde legde de Koning van Engeland hun ten laste dat hunne vloot de vlag niet had gestreken voor een Engelsch vaartuig, en verweet hun nog eene schilderij, waarop Corneus de Witt de broeder van den Raadpensionaris als overwinnaar was voorgesteld op den achtergrond van die schilderij zag men genomene en verbrande schepen. Corneus de Witt, die werkelijk veel deel had gehad aan den zeelriomph op Engeland, behaald had toegelaten dat zijn roem op zoo onbeduidende wijze werd gehuldigd maar die bijna vergeten schilderij was ook in eene kamer waarin bijna niemand kwam. De Engelsche ministers die schriftelijk de klaglcn indienden van bun Koning tegen Holland, spraken daarin van beleedigende schilderijenabusive pic- lures. De Statendie de memorien der vreemde gezanten altijd inhetFransch vertaalden, vertolkten abusive door de woor den faulifs, Irompeursen antwoordden, dal zij niet wisten wat die bedrieg el ij lie schilderijen waren. Werkelijk kwamen zij nooit te welen dat hier sprake was van de afbeelding van een hunner medeburgers en dit voorwendsel lot den oorlog konden zij maar niet begrijpen. Alles wat de heerschzucht en het menschelijk verstand kunnen doen om den ondergang van een volk te bewerken, was door Lodewijk XIV gedaan. Er is in de geschiedenis geen tweede voorbeeld van zoo geduchte toebereidselen tot het bereiken van een zoo gering doel. Van al de verove raars die een werelddeel hebben onderworpen is er geen een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 113