i\ tot vergoeding van de schade die zijne troepen daar konden aanriglenkwam een edelman uit den omtrek eene klagt inbrengen dan was hij er zeker van, met een geschenk terug gezonden te worden. Een zendeling van den landvoogd der Spaansche Nederlandenvertogen bij den Koning inbrengende over eenige verwoestingen door de troepen aangerigtont ving uil s Konings hand diens beeldtenis met diamanten versierd, en op meer dan twaalf duizend francs geschat. Zulke handelingen wekten de bewondering van het gemeen op, en verhoogden het ontzag voor zijne magt. De Koning was aan het hoofd van zijne Gardes en van zijne beste troepen, die een dertig duizend man uitmaakten; onder hem had Turenne het bevel daarover. De Prins van Condé voerde een even sterk leger aan. De andere troepen dan eens aangevoerd door Luxembourg, dan eens door Ciiamilu, vormden soms afzonderlijke legers, of voegden zich bij de hoofdmagtnaarmate dit noodig was. Men begon met vier steden tegelijk te belegeren welker namen ook alleen daarom, vermelding verdienen in de geschiedenis Rhijnberg Orsoy II ezel en Burich zij werden bijna even spoedig genomen als ingesloten. Op Rhijnbergdat de Koning in persoon wilde belegeren, werd geen enkel kanonschot gelost; en om ze kerder te zijn van de inneming, droeg men zorg den twee den bevelhebber der vesting te winnen, den Ier D'osseri die de lafheid had om zich te laten omkoopenen de roe keloosheid om, daarna, zich naar Maastricht te begeven, waar de Prins van Oranje hem de doodstraf deed onder gaan. Alle vestingen aan den Rhijn en den IJssel gelegen, gaven zich over. Sommige bevelhebbers zonden hunne sleutels wanneer zij maar in de verte een of twee Fransche escadrons zagen voorbij trekken; vele officieren namen, voor dat de vijand verscheen, de vlugt uit de steden waar zij in bezetting la gen, de schrik was algemeen. De Prins van Oranje had nog geen magt genoeg om zich in het open veld te wagen. Geheel Holland verwachtte veroverd te worden, zoodra de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 117