bö stoolschot loste op de vijanden die geknield om lijfsbehoud vroegen, hun toeroepende: a point de quartier pour cetle ca naille!" Dat schot doodde een hunner officieren. Het Hol- landsche voetvolk, wanhopig, nam dadelijk de wapens weer op, en gaf vuur, waardoor de hertog de Longueviele sneu velde. Een kapitein der ruiterij, Ossenuroek genaamd, die niet de vlugt genomen had zoo als de anderenrijdt naar den Prins van Con dé die toen juist uit de rivier kwam en te paard steegen zet hem de pistool op het hoofd. De Prins doet door eene beweging het schot af wijken, dat hem de hand verbrijzelt. In al zijne gevechten was dit Condé's eenigste wonde. De verbitterde Franschen wierpen zich woedend op die infanterie die naar alle zijden de vlugt nam. Lodewijk XIV trok, met het voetvolk, over eene schipbrug de rivier over, na zelf de marsch van het geheel bestuurd te hebben. Dit was die overtogt van den Rhijn, een schitterend en onvergelijkelijk wapenfeit, dat toen geroemd werd als een der grootste gebeurtenissen het meest waard om in de herinne ringen der menschen te blijven leven. Die glans van groot heid waarmede de Koning al zijne daden omgafhet snelle en gelukkige van zijne veroveringenliet schitterende van zijne regering, de afgodische eerbied zijner hovelingen, en ook de neiging die de menigte heeft en vooral de Parij- sehe lot, overdrijving, gevoegd bij de onwetendheid in krijgszaken, die gewoonlijk onder de lediggangers der groote steden bestaat, dit alles deed in Parijn dien overtogt van den Rliijn beschouwen als een wonder dat men nog overdreef. Het volk verbeeldde zich dat bet geheele leger, zwem mende, dien stroom was overgegaan, in het gezigt van een verschanst heir, en in weerwil van het geschutvuur van eene onneembare vesting, Tholus genaamd. Zeer waar was hel, dat die rivier-overgang diepen indruk op den vijand moest maken, en dat wanneer deze, op den anderen oever, eene afdecling goede troepen bad gehad, de onderneming zeer ge vaarlijk zou geweest zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 119