iS mogendsle geslachten en die liet meest voor de vrijheid ijver den maakten zich gereed om naar het uiteinde der aarde te vlugten en zich naar Batavia in te schepen. Men on derzocht hoeveel schepen die reis konden doenen hoeveel daarop geborgen kon worden; en men vond, dat vijftig dui zend huisgezinnen de wijk konden nemen naar dat nieuwe vaderland. Holland zou dan nog, alleen in Ooslindiè' be staan hebben; en die Europcsche gewesten, die de schatten van Azië noodig hebben 0111 hun koorn te koopendie alleen leven door hun handel en, indien men hel mag zeggen, door hunne vrijheid, zouden schier in één oogenblik arm en ont volkt zijn geworden. Amsterdamde stapelplaats en voor- raadsschuur van Europa, waar twee maal honderd duizend menschen zich aan handel en nijverheid wijden, zou spoedig een uitgestrekt moeras zijn geworden. AI de omgelegene landen vorderen onnoemelijke kosten en duizende menschen- handen voor het onderhoud der dijken; waarschijnlijk zou liet dezen evenzeer ontbroken hebben aan bewoners als aan rijkdom, en zouden zij eindelijk verzwolgen zijn geworden door de zee; aan Lodewijk XIV niets anders overlatende dan den droevigen roem, van het schoonste en zeldzaamste gewrocht der menschelijke nijverheid en kunst te hebben vernield. De rampen van den staat werden vermeerderd door de tweedragt, de gewone gezellin van den tegenspoeddaar alien zich dan, wcderkecrigde algemccne ellende ten laste leggen. De Raadpensionaris de Witt meende, wat er van zijn vaderland overbleef, alleen te kunnen behouden door den verwinnaar om vrede te vragen. Zijn republikeinsch gemoed, naijverig op eigen gezag, was nog meer beducht voor de verheffing des Prinsen van Oranje, dan voor de veroveringen des Franschcn Konings; hij had dien Prins zeiven doen zweeren het eeuwig edikl te onderhouden, waarhij de Prins uitgesloten werd van de Stadhouderlijke waardigheid. Zijne eer, de zucht naar magtpartijgeest, belang, alles hield de Witt aan dien eed verbonden. Ilij had liever dat de Re-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 121