62 door de vernielingen va.11 een aller moorddadigst vijandelijk vuur als door gebrek aan drinkwater en andere levensbe hoeften der bezetting, uitgeput warenzoodat eene langere volhouding dwaasheid geweest zoude zijn, de overgave, of eervolle capitulatie, van gemelde sterkte plaats. Schrijver dezes was toen ooggetuige van een looneel dat hem zoo lang hij leeft de vaderlandsche borst zal doen gloei- jen het was namelijk de intrede van den Maarschalk Ge rard Opperbevelhebber der belegerings-armée vergezeld van zijnen staf, en de twee Koninklijke Fransche Prinsen, de hertogen van Orleans en Nemours. Een groot gedeelte der nu werkeloos geworden bezetting stond in nieuwsgierige verwachting, sommigen le brule gueule a la boucherustig bij den ingang der hoofdpoort geschaardalwaar de heeren zouden binnentredendie scharehet mag gezegd worden had het imposant uiterlijk van beproefde krijgsliedendie na hun pligt betracht te hebben, rustig, ja, met zekere onverschilligheid, de verdere gebeurtenissen verbeiddendie hun moed op nieuwe proeven zouden stellen. Op hun versleten of liever gehavend tenue en gansch voorkomen lag de stempel van doorgestane vermoeijenissen en ontbe ringen terwijl toch vastberadenheid en volharding duide lijk uit hunne gelaatstrekken bleven spreken. Terwijl men nog bezig was die intrede door het wegrui men der puinhoopen mogelijk temaken, ging de poort open en men zag den vreemden stoetde Maarschalk met de twee Vorsten een paar schreden vooruit de Citadel binnentreden en hel was duidelijk zigtbaardat het gelaat des Maarschalks verbleekte bij den eersten aanblik der verwoestingen en te vens der rustige krijgslieden, die daar geschaard stonden, terwijl hij in bet voorbijgaan met een sympalhclischen krijgersblik de schare aanstaarde en met in het oog loopende beleefdheid en een veel beteekenend gelaat den hoed voor haar afnam iJe I' i ciwsche cocci) cle boog zich eerbiedig voor Nedcvlctiid* Onvergetelijk oogenblik voor elk Nederlander die het aan-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 138