EEN STUK ZONDER NAAM.
«Die geeft, wat hij heeft,
Is waard, dat hij leeft."
Het is een schoone Woensdag middag en de klok heeft
zoo even zes slagen doen hooren.
Na een uur op de Sociëteit doorgebragt te hebben, wan
del, of liever slenter ik alleen naar het Ginnekcn waar
mij een aangename avond wacht.
Herinner u slechtsgeachte lezerlieve lezeres dat ik
jong benen denk daarbij dat ik ga om te dansen met die
Bredasche en Ginneksche schoonen die de goedheid zuilen
hebben mij een dans af te staan.
Al voortslenlerende ben ik in gedachten verzonken ge
raakt en loop met neergebogen hoofdals wil ik de klin
kers van de straat tellen.
Ik denk aan ja, waar denk ik daar even ook weer
aan? o! ik ben er al: ik denk aan de liefste der Bre
dasche maagden of zij nog wel een dans zal open hebben
welken dans ik haar zal vragen? of ik nog de toegiftjes
vmede zal dansen, in geval zij alles reeds bezet heeft hoe zij
wel gekleed zal zijn? of zij dat zelfde witte japonnetje aan
zal hebben van de laatste keerdat haar zoo goed stond
welke bloemen hare lieve lokken zullen versieren?. en
zoo veel meer van die variatiën op het thema jufvrouw X.
Op eens echter wordt mijne droomerij verstoord door een
eerbiedigen groetde eene dienst is de andere waardik