80 opinie of ecnig voorstel met eene ngepaste vrijmoedigheid1 geuit. Onze man doch laat ik u eerst met zijn echt va- derlandschen naam bekend maken. Hij heet Egbertus Josüa Bronkhorst en is de zoon van een verarmden broeder van wijlen Frederik Bronkiiorst (in der tijd door A. Loosjes beschreven)die goudsmid was en met dat bedrijf een van die rijke burgers is geworden, die als zij sterven, een aardig fortuintje nalatenen toch volgens de waarachtige getuigenis van de jufvrouw uit den kom- en- eisch-winkel op den hoek, »altijd met vrouw en meid aan eene tafel alen Zoonlief moest, naar de rigting dier dagen, dominé worden, maar liet op zekere hoogte, de reden is ons lot nog toe niet bekend kunnen worden, de studie varen, om zich na twee, in ledigheid doorgebragte jaren in den handel te begeven. Hij trouwde de dochter van den man die hem in zijn reeds gevestigd handelshuis als compagnon had opgenomen hoewel zij niet met menschelijk schoon pronkte en twaalf jaren meer telde dan hij. Nu onlangs heeft hij ook den handel laten varen om zich met al zijne kunde en de ondervinding in de reeks der levensjaren opgedaan geheel te wijden aan de opvoeding zijner kinderen want hij is daar volkomen voor berekend, het is iheerlijk mijnheer! als men zijn hoofd kan nederleqgen ter ruste en zien daarbij op een jeugdig ge slacht dat rijp is om de roereld in te gaan wijs geworden door de lessen van hun vader." Onze man heeft 's winters zoowel als zomers, altijd prach tig geborduurde overhemden aan en Zondags nog prachti ger dan in de week met jabots voorzien. Ook voert hij op dien dag met zekerc gepaste vrijmoedigheid een sierlijken wandelstok, echt joncmet een prachligen, gcbecldhouwden ivo ren knop mede, als een bewijs hoe onafhankelijk hij zich ge voelt Op welk een verheven en geheel afgezonderd stand punt hij zich zeiven geplaatst heeft, blijkt daaruit dat hij een slok mede durft voerendaar waar zelfs ouden van dagen zulks voor zich ongepast zouden houden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 156