81 Bijna had ik vergelen ie meldenO de godin der waarheid moge hel mij vergevenhoe hij altijd den regter handschoen in de linkerhand houdt, en van de al dus ontblootte hand duim en pink in den broekzak heeft ge stoken terwijl de drie middelvingers op de klep van dien zak een onregelmatig getik doen hooren zoodat, door die stel ling der hand, de regter arm jas en overjas achterwaarts doet gaanals waren zij bang met de roode punt van 's mans neus op gelijke hoogte bewogen te worden. Of deze gedwongen houding dient om aan het geachte publiek, dat op 'slleeren wegen wandelt en in 'sHeeren huis vergaderd is, dien zwaren kostbaren zegelring met rooden steenen dien gouden ketting, van die soort welke een fatsoenlijk man een hondenkelling noemt, te doen bewonderen, ik moet u zeggen ik weet, het niet, en hoop voor 'smans reputatiedat het niet zoo is. Zie zoo hij is wel vriendelijk geweest zich zoo naauw- keurig door ons te doen beschouwen wij mogtcn hem wel eens bedanken voor die lieve attentie nu hij zijne wandeling vervolgt en zich ter kerke spoedt. Hij komt op den drempel een gepensionneerden Generaal tegen van grooten naam, en, terwijl hij hij wijze van mi litair saluut (want de man weet volkomen hoe alles hoort), de linkerhand aan den rand des schapenvels brengt en met een knikje van hel hoofd paart spreekt hij een luid tgoe- den morgen, Generaal" uit, opdat toch de eenvoudige bur gerlieden op straat en de jufvrouw die de stoven binnen brengt, zullen hooren, op welkeen amicalen voel, hij, de rijke, met dien Generaal staat. Deze is wijzer, en antwoordt op deftigen toon: Goeden morgen! Mijnheer Bronkiiorst terwijl hij den rijken particulier voor zich uit doet gaan. De rijke ontbloot het hoofd eerst, nadat hij halverwege den predikstoel is gekomen kijkt daarna in weinige tellens de geheele menigte met eene gepaste y> vrijmoedigheid" in de oogen ten bewijze dat hij zich niets beschroomd gevoelt door de plaats waar hij is of door al de blikken die op hem geves- 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 157