85
wijze van een parelvisscher een papiertje op te duiken, dal
aan den haak wordt geslagen. Het is hem heden morgen
vroeg gebragt door een man dien wij straks zullen zien toen
heeft hij het in den jas gestoken die bij het vuur hing te
droogen van wege den regenachtigen vorigen avonden nu
ziet hij het eindelijk voor het eerst. Hij slaat dus zijn blik
schuins links hemelwaarts naar den haak en zoekt in
zijne muzijkboeken het eerste lied en een voor- en nazang
op. Als dat afgeloopen is en hij dus slechts aan de bel be
hoeft te trekken om muzijk te kunnen maken, rigt hij zijn
blik spiegelwaarts en beschouwt den geestelijke, waarne
mende hoe ver hij reeds is. Deze is aan het voorgebed be
zig. Hij blijft dus naar hem zien tol hij den voorzang
opgegeven en op vier regels na heeft voorgelezen. Bij het
lezen van het laatste vers gaat de regterliand langzaam
schuins regts, tot zij op gemeld tijdstip krampachtig den
belknop omvat en de bel doet overgaan
»Wat een gesteun en gekraak daar achter! Het is als-
»of er een zwaar houten werktuig in beweging wordt ge
in bragt Laat ons toch eens even zien wat daar gebeurt."
De hoek des orgels om en ja weldaar hebt ge het al! Daar
staat een lange, magere vent, met een lammen arm, opeen
smal hout dat in den muur beweegbaar isen laat zich al
dus langzaam en statig tot aan de knieën, achter drie lange
houten treden zakken terwijl de hand van den gezonden
arm den ronden houten stok omvat houdtdie op mans hoogte
boven het smalle hout in den muur is bevestigd. Op de
bepaalde diepte gekomenbrengt hij het zakkende been
naast bet andere op het trapje en herhaalt de bewerking
staande op een ander smal hout, hetwelk hij zeker zoo even
naar beneden heeft gedrukt door zijn gewigten dat nu weder
koppig omhoog begint te komen. Hij doet mij denken aan
een vorst die over eenige oproerige landschappen regeert
en in het eene den vrijheidszin niet vernietigd heeft, of
hij moet met evenveel kracht het andere onderdrukken, en
zoo rusteloos voort. De smalle houten stellen de verschillende