DE ERGSTE VIJAND.
(LEVENS-LES.)
Als een schip met volle zeilen
Voortvliegt op den Oceaan
En de baren rondom brekend
Schuimend doorklieft op zijn baan
Dan is 't harte van den zeeman
Rustig en als rots zoo vast,
En hij hoort met blij gejubel
Naar 't vertelsel voor den mast.
Als de storm de zee doet koken
Stengen buigen, kraken 't want,
Janmaat lacht wat met de winden,
Stuurman heeft een vaste hand;
Groeijen stormen tot orkanen
Rijzen bergen op van zout,
Janmaat trekt zijn muts wat vaster,
't Schip is immers hecht gebouwd.
Is er soms gevaar van stranden
Bij een onbekende reê
Janmaat is wat meer voorzigtig
En hij werpt het lood in zee.
Raakt de kiel zelfs op een zandbank
Vast als in een ijz'ren klaauw
Janmaat slooft met reuzenkrachten
JtSchip weer vlot, al lukte 't naauw.