97
men. Ik kwam namelijk bij een mijner vriendeneen offi
cier van den stafdie belast was met het opmaken der lijs
ten van het verlies, welke, let wel, van 'smorgens half zes
lot 'savonds half zes, en zoo vervolgens voor twaalf uren
werden opgemaakt. Ik vroeg hem hoe het den vorige» dag
geweest was, toen wij juist een verschrikkelijk vuur hadden
doorgestaan. Ziedaar," gaf hij mij ten antwoord terwijl
hij mij de lijst toeschoof; »dat zijn onze dooden van giste
ren niet minder dan 5905 dooden stonden er op
daaronder natuurlijk begrepen al die in de hospitalen aan
hunne vroegere wonden en aan de ziekten, die toen hevig
woedden, gestorven waren 5905! dus bijna £000 dooden
in twaalf uren officieel opgegeven
»Men kan er zich geen denkbeeld van maken," sprak ik,
ihoe 't mogelijk is dat een garnizoen dal uithoudt."
i Dat is ook volstrekt onmogelijk," ging de Rus voort,
»voor iemand, die geen ooggetuige geweest is, van den
vreesselijken toestand binnen Sebastopol in dien laatsten tijd
van het beleg, en toch, hoe verwonderlijk het ook klinken
moge, ik kan niet anders zeggen, dan dat wij er letterlijk
aan gewoon waren geworden. Een mensch is in dit opzigl
een vreemd wezen, en zoo iets is wel het sterkste bewijs
voor de kracht der gewoonte. Voor een armen duivel die
cr pas in kwam, was het een hel met geene andere te ver
gelijken: het voortdurende kanonvuur, dat even als een on
ophoudelijke roffel altijd en altijd door duurde, werkte in
den beginne zoo onaangenaam nog daargelaten de dood
en verwoesting, die het verspreidde, en waarvan men ieder
oogenblik hoogst onwelkomene bewijzen om zich heen kon
waarnemen, dat men in een slaat van opgewondenheid,
en zenuwachtigheid geraakte die allerpijnlijkst was. Maar
langzamerhand ging dat over in eene volslagen apathie,
eene soort van afmatting niet zoo zeer van het ligchaam als
wel van den geest. De gedachte, dat men in een voortdu
rend doodsgevaar leeft, stompt na eenigen tijd zoo af, dat
men er eindelijk in hel geheel niet meer aan denkt. En
7