98 voeg daarbij nog de ligchamelijke afmatting: onze soldalen waren op het laatst zoo uitgeputdat ze onder het hevigste vuur zoo rustig sliepen als of ze in huns vaders huis op een bed lagen. Ik heb onder anderen eens een voorbeeld daar van gezien. Drie mijner manschappen lagen onder eene soort van afdakje, dat ze van eenige palen en planken getimmerd hadden om zich tegen den regen te beschermenalle drie sliepen ze als sleenen. Daar suisde een kanonkogel door de lucht en sloeg in hun middenden eenen nam hij het hoofd weg, den tweeden een been; een paar palen en plan ken stortten omveren toch bleef de derde rustig doorsla pen. En zoo ging het ons allen: de zware dienst, de on afgebroken inspanning en daarbij voor ons, officieren, nog de overtuiging van de groote verantwoordelijkheid onder mijnden alle krachten. Een geluk was het voor ons, dat de toegang tot de vesting niet werd afgesneden en dat heeft ons alleen in staat gesteld het uit te houden. Het was ons onbegrijpelijk dat de geallieerden daar niet meer pogingen toe hebben in 't werk gesteld dat er tusschcn Perecop en Scbnstopoi eene voortdurende communicatie openbleef. Daar door was er «dan ook geen eigenlijk gebrek drie dagen voor den laalsten storm, heb ik nog twee (lesschcn Champagne ge kocht, t is waar, dat ze vijftien roebels (5t> gulden) kostten, i ot den laalsten dag toe hebben wij onze man schappen goed kunnen verzorgen, en hebben ze hunne ge wone rations gehad pond vleeseh drie pond brood en 's morgens en 'savonds een groote schnaps." «Van schnaps gesproken," viel ik hem in de rede, ik moet u opregt bekennendat men in dit opzigt het Russi sche leger niet van zijne voordeeligsle zijde heeft afgeschil derd ja, dat, in de menigvuldige beschrijvingen, die wij van het oorlogstooneel ontvingen, zeer dikwijls de werking van de hrandewijnflesch op den Russischen soldaat eene hoofd rol speelde." »Daar is zonder twijfel veel overdrijving hij geweest," hervatte de Rus; het is niet te ontkennen, dat de ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 174