128
bard als steen, te spelen, neen te likken, op de piano. Ja,
zult gij zeggen, o ontevredene! ge hebt u als een dwaas,
idealen gevormd, die niet verwezenlijkt kunnen worden,
en ge vit nu op de dagelijksche werkelijkheid; niets kan u
bevredigen daar ge bet volmaakte wensebt te hebben.
Doch ik beweer niets overdrevens gezegd te hebben
waren zij nog maar nederig geweest en hadden zij opregt
bekend dat zij onder de middelmatige liefhebbers behoorden
doch neen, na ieder stuk werd er geapplaudiseerd dat het
daverde, gevolgd door eene menigte flaauwe komplimentjes
als: 'tis magnifique!" »U verschaft ons wezentlijk een
«genoegen dat we niet naar waarde op prijs kunnen stel-
len»het overtreft al wal ik door liefhebbers van dien
aard heb hooren voordragen."
Toen men mij na deze derde proeve, mijne opinie vroeg,
zeide ik, er wezenlijk door getroffen te zijn; en ik was er
ook door getroffen, getroffen in mijn ideaal, en in al wat mij
dierbaar was; 'twerd mij te eng in die vergadering van
kunstliefhebbers; ik wendde hoofdpijn, of ik weet niet wat
voor, en vertrok in aller ijl uit dal verblijf van teleurstelling.
Waar droomde ik toen 's nachts van? ja, dat is wel te
raden van het Concert dat mij den volgenden dag te w achten
stond. O eindpaal van teleurstelling, wat droomde ik met
graagte van u uw beeld was mij als een zalvende engel die
de wond heelde, mij door bittere ontmoetingen toegebragt.
De dag was aangebroken, waarop ik eindelijk een Haagsch
concert zou bijwonen; mijne hoop, mijn ideaal zou zich ver
wezenlijken het zou den slechten indruk van den vorigen
avond bij mij uitwisschen het zou, ja liet zou mij geluk
kig maken
's Morgens begaf ik mij reeds naar een koffijhuis om te
zien wat dien avond mijne ooren zou streden, en o geluk,
de Courant beloofde mij alles goeds ik zou den honderdsten
Psalm en de «Schepping" van IIaydn hooren.
Vol vreugde vol verlangen kwam ik een uur te vroeg
bij mijn vriend dinerenhetgeen mij blootstelde aan de