zijne zelfverloochening, zijne volharding en zijnen moed be wezen had. Een ieder was trotsch op het leger, en wie er ook slechts in de verte toe behoorde of behoord had stelde er prijs op om dit ten toon te spreiden hetzij door een sabalkansky, of door eene bies aan zijn broek, of door een lint aan zijn knoopsgat. Zelfs de nielstrijders waren er op uit om hunne nationaliteit door uiterlijke teekens aanschou welijk te maken: de horloge-bandjes der schooljeugd waren van oranje zijde, met medaillons, waarop de portretten der geliefde Vorstenzonen afgewisseld werden door die van van Speijk Chassé, van Geen; onze dames droegen bij voorkeur linten half zwart en half rood, de kleuren van 't Amster- damsche weeshuis waar van Speijk zijne jongelingsjaren door leefd hadzelfs hadden sommigen barer zich in eene nationale kleederdragt gehuld eene tunikadie de Parijssche modes moest verdringen doch weinig bijval vond omdat de goede smaak onzer schoonen de overhand hield boven hare nationa liteit. Onze dienstboden prijkten met oranje omslagdoeken die alweer in één groot of verscheiden kleinere medaillons de portretten onzer aanvoerders ten loon spreiddenen wie deze heldengalerij niet als omslagdoek droeg, bezigde haar als zakdoek, doch natuurlijk enkel als pronkstuken volstrekt niet met andere zakdoek-oogmerken. Aan volksliederen ontbrak het nieten ofschoon zij van zeer verschillend gehalte waren doordien Tollens zijne kol lega's tot onder de minst beschaafde liedjeszangers vond, die niet zelden zelve hunne straatzangen op de wijs van Vivat Oranje hoezee! Weg met dat Brabanlsche vee!" improviseer den zij getuigden toch allen van vaderlandschen zin. Wie herinnert zich niet het optreden van den zoo rijk be gaafden Vrucht in onze concertzalen en wie hem toen ge hoord heeft voelt nog de afwisseling van koude rilling en opgewonden koortshitte welke hij zoo meesterlijk bij zijn auditorium wist op te wekken hetzij hij aan het «Bescherm o Godbewaak den grond"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 78