3 eenc nooit gekende maar toen diep gevoelde beteekenis gaf, hetzij hij het eenvoudige maar door hem begeesterde »De Koning leev', de Koning leev' door de wanden der zaal deed weèrgalmen. VnucnT is toen zoo ver ik weet, niet uitgetrokken, maar met zijne ziel roerende en hartverheffende stem heeft hij der zaak van het vaderland meer goed gedaan dan indien bij bonderd strijders had uitgerust en te velde gebragt. Vermoedelijk heeft hij er veel meer weggesleept, om hunne haardsteden te verlaten en hunnen arm aan bet vaderland te wijden. Nog hoor ik toen na de algemeene wapening ook een algemeene bededag door den Koning bevolen was, mijnen vader de uitboezeming van Tollens voordragen De Koning sprak: het klokgebom Roept Neêrland naar Gods heiligdom De Koning wil de handen vouwen. Wij gaan, op 't hooren van zijn stem, Ten tempel en ten strijd voor hem Met even ongeschokt vertrouwen(1) en nog voel ik de snaren trillendie toen in mijn jeugdig gemoed in beweging kwamen, om mij mijn gansche leven door te doen beseffendat Godsvrucht en vaderlandsliefde te innig verwant zijn, om ze ooit te scheiden. Was ik in 1831 nog te jong om ook mijn aandeel te heb ben aan de gevaren en den roem die beide zoo geschikt zijn om het jeugdig gemoed te ontvlammen, in Januarij 1855 was het tijdstip aangebroken waarop mijn verlangen om in dienst te treden bevredigd kon worden. Ofschoon naauwe- lijks vijftien jaar, had ik reeds met ongeduld het oogenblik verbeidwaarop ik de schoolbanken voor het drilveld en de schoolboeken voor het potlood (2) zou zien plaats maken 1* (1) Van deze uitboezeming zijn den Dichter niet minder dan veertien verschillende vertalingen onder de oogen gekomen. (2) Soldatenterm voor geweer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 79