4 en ik kon mijne ooren niet gelooven toen mijn onvergetelijke vader mij op zekeren dag met hoogen ernst afvroeg, welke loopbaan ik wenschle in te treden. Welke loopbaan? In mijn oog bestond er slechts ééne, die den knaap bekooren kon, en even als ik later, verliefd geworden, slechts één meisje op de wereld kende, zoo wer den toen alle loopbanen door ééne enkele verduisterd. Lacht mij niet uit, gij jeugdige wijsgeeren die, op zaal N°. 26 in uw mouwvest gezetenreeds de moderne zucht na bootst en met de liefde spot. Ik weet heten heb het maar al te vaak van vele moeders en dochters moeten hooren hel jeugdig mannelijk geslacht van den tegenwoordigen tijd, is reeds bij de intrede van het veertiende levensjaar gebla seerd op al wat liefde heet. Verliefdheid! 'tis immers on- noozele dwaasheid bespottelijke naïviteit schooljongens onhandigheid; 't is immers een dwaas geloof aan iets heiligs, iets bovenaardschiets dat niet beschreven kan worden, omdat het niet bestaat; 'tis immers iets dat nog meer af getrokken is dan de Inleiding van Baoon's Differentiaal rekening en nog rijker aan kwellingen dan de 2de Afdeeling Soldatenschool voor den door een vlieg op zijn neus getcrg- den rekruut. Arme dwazen wat beklaag ik u Indien het waar is dat gij uwe jeugdige harten voor dat hemelsche gevoel sluit, en nu reeds de gclruffeerde varkens-pootjes van Grauw-Lam- bert verkiest hoven de veredelende indrukken, welke gij door de kennismaking met Breda's schoonen op de casino's ont vangen kunt, gelooft mij, dan bereidt gij u een koud en koel en ledig materialisten-leven voor, dat, altijd zonder idealen den geest doodt en het harte onbevredigd laat. Gij hebt vermoedelijk nog een lang leven vol beproevingen en worstelingen vóór u en wilt gij weten wat dit leven voor u zijn zal, zoo gij den raad der egoïsten volgend, uwe harten voor de edele indrukken der liefde sluit, herdenkt dan aan uwe kinderjaren en vraagt u af, wat die voor u geweest zouden zijn indien gij de liefde uwer moeders

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1958 | | pagina 80