18
kwam houden, waartoe ik nog steeds behoorde Ik had ge
zorgddat er hoegenaamd niets op mijne kleeding en wa
pens aan te merken viel; dat mijn potlood (I) als een spie
gel blonk want dat werd toen nog als eenc verdienste be
schouwd waarvan men later wijsselijk teruggekomen is;
dat alles tot in de minste bijzonderheden in mijn kabinet (2)
present was; dat ik uil mijn hoofd appèl kon houden over
de geheele sectie, waarvan ik eene escouade kommandeerde;
dat ik de soldatenschool geheel en de pelotonsschool ge
deeltelijk zonder haperen woordelijk kon opdreunen
kortom ik had er naar gestreefd om in alle opzigten de te
vredenheid weg te dragenen 't zou mij eene groote grief
geweest zijn indien ik niet opgemerkt was geworden. Ik
stond als linker rotsluitcr op den vleugel van het bataillon,
en toen eindelijk de Kolonel tot mij genaderd was, voelde
ik eene zekere spanning in mijne kuitspieren vermoedelijk
veroorzaakt door mijne pogingen om wat grooter te schij
nen dan ik was. Welligt echter was het juist mijne kleine
taille, die mij in 'toog deed vallen, want tot mijne over-
groote vreugde sprak de Kolonel mij aanen nog wel in
't Fransch als twijfelde hij er geen oogenblik aan, of een
linker rolsluiter moest met die taal hekend zijn. De foerier,
mijn vertrouweling, deelde mij echter later mede, dal de
chef dit uit mijne conduile-lijst geweten had. Mij was de
gelegenheid zeer welkom om een blijk van beschaving te
geven, en welligt te toonen dat ik nog iets meer was dan
een gewoon korporaal, en de spanning in mijne kuiten ging
weldra over in eene hoog roode kleur op mijne wangen die
gedurende onze zamenspraak al meer en meer steeg. Geen
wonder: na eerst mijn naam en den stand mijner mas (3)
gevraagd te hebben verzekerde mij de Kolonel dat bij
zeer voldaan was over de omtrent mij ingewonnen rappor
ten dat mijne plunje er goed uitzag en dat hij mij bij de
Yeldbalaillons overplaatste. Bij de VeldbataillonsKijk, ik
(1) Geneer, Handsel. (3) Rekening.