aaiitf iWHiifcHuianfiaa»,-!-
-i; v i;
Gevest van een rapier, vermoedelijk in Italië vervaardigd in ca. 1570/80. Het gesneden en
vergulde ijzeren gevest is voorzien van allegorische figuren, bladranken en kleine monster
koppen, welke hetzelfde zijn als die op in Italië vervaardigde vuurwapens uit de 17e eeuw.
Aangezien het rapier meestal bij het civiele kostuum werd gedragen, zijn hun gevesten, even
als bij bovenstaand exemplaar, dikwijls zeer rijk versierd.
bestaan zich duidelijk aftekent, dan wordt deze doelstelling van de strijdkrachten
schier allerwege ingezien en ziet men hierin een plechtanker tot behoud.
Drijven de donkere wolken weer over, dan vervaagt - in het bijzonder bij een
nieuwe generatie - al spoedig dit inzicht en verslapt de noodzakelijke band tussen
volk en krijgsmacht. Wie had in 1945 kunnen denken, dat stromingen die zich
ten onrechte met de naam „pacifist" tooien, maar weerloosheid nastreven, twintig
jaar later in ons land weder een aanhang zouden krijgen als thans het geval is
Toch is dit verschijnsel algemeen; Kipling heeft het misprijzend bezongen en
Johan de Witt heeft er voor wat betreft onze natie in het bijzonder op gewezen.
Hier heeft het Nederlands Legermuseum een taak en vormt het als het ware een
teken aan de wand. Het doet zien, hoe eertijds het Staatse Leger en later de
Koninklijke Landmacht werden opgebouwd, soms verwaarloosd en tweemaal door
vreemde overheersing gesloopt, en wat zij in tijden van nood hebben gepresteerd.
Juist in onze tijd spreekt het visuele tot velen meer dan het gesproken woord. Een
ieder heeft op school kunnen leren - hopen wij dat het nog wordt geleerd - dat
het Staatse Leger in de tijd van Prins Maurits de leerschool van Europa was, maar
dit wordt verlevendigd als men in het Legermuseum de met grote kunde en toe
wijding gerestaureerde zegetekenen van dit leger ziet.
Tijdens de Republiek opgehangen in de Ridderzaal te 's-Gravenhage, door Koning
Lodewijk Napoleon met groot militair eerbetoon overgebracht naar het tot
Koninklijk Paleis ingerichte stadhuis van Amsterdam, werden de door het Staatse
Leger in verschillende veldslagen veroverde vaandels in i960 in beheer gegeven
aan het Legermuseum en daarmede voor het nageslacht gered. Fascinerende schil
derstukken geven een indruk van het grote aandeel, dat de nederlandse troepen
hebben gehad aan de overwinning bij Waterloo, waar de herkregen onafhankelijk
heid werd bevestigd.
Het beeld wordt vollediger naarmate wij het jongere verleden naderen. De moder
nisering van de expositie, waardoor zij zich rechtstreekser tot een groot publiek
richt, komt hier ook het best tot haar recht. De zaal genoemd naar de Koninklijke
Brigade „Prinses Irene" doet op indringende wijze, door tekst, kaarten, foto's,
voorwerpen en uniformpoppen zien, wat de gevolgen zijn wanneer het recht zich
weerloos maakt en hoeveel „bloed en tranen" dan nodig zijn om de tyrannie te
verdrijven. Weder een fase verder toont de zaal, gewijd aan het Nederlands
Detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954, dat de rechtshandhaving
overal ter wereld, hoe gebrekkig en onvolledig ook, thans een zaak is geworden
van de gehele mensheid en dat ook de nederlandse strijdkrachten daarin een
aandeel hebben geleverd en bereid zijn verder te leveren.
De continuïteit van heden en verleden, waarop het zo nodig is te wijzen in onze
snel veranderende wereld, wordt wellicht nergens beter in beeld gebracht dan in de
spectaculaire zaal ingeruimd voor het Korps Rijdende Artillerie, waaruit de
huidige afdeling is voortgekomen, die haar stamboom kan terugvoeren tot in het
Staatse Leger.
Doordat het rijke museum van dit Korps in het Legermuseum werd ondergebracht,
heeft dit roemruchte wapen een wat onevenredig grote plaats gekregen, welke
echter slechts doet hopen, dat geleidelijk de geschiedenis van de andere wapens
even aanschouwelijk in beeld zal worden gebracht.
Een geheel eigen boodschap gaat uit van de „Grote Indische Zaal", waarvan de
9