Bourgondische stijl dan echter zo sterk, dat de Duitse kunst hierdoor vrijwel
geheel wordt beheerst. Voorbeeld hiervan is het karakteristieke lijnenspel van de
schilder Rogier van der "Weyden, waarvan invloeden zijn terug te vinden in de
schilderijen en grafiek van Hans Pleydenwurff en in de grafiek van de Meester E.S.
Het Duitse harnas ondergaat eveneens sedert het midden van de 15e eeuw steeds
meer deze Bourgondische invloed, waarvan een rijke decoratie met gebogen
groeven, spiralen en schroefdraadmotieven het gevolg is. Deze invloed bepaalt
zich in feite meer tot de decoratie en de elegante contouren, dan rot de construc
tieve vormen van het harnas. De rijke decoratie van het Duitse harnas, waarvan
een aantal grafmonumenten een goede indruk geven, bereikte een overdadigheid,
welke in feite verder ging dan het Bourgondische voorbeeld.
Ook in Italië, waar tot circa 1450 eenvoudige en zware constructieve vormen bij
het harnas overheersten, werd deze Bourgondische invloed merkbaar in de sier
lijker vormen, echter zonder de drukke ornamentering van het Duitse harnas en
haar Bourgondische voorbeeld.
In Bourgondië zelf werd de stijl in de periode van circa 1460 circa 1470 steeds
koeler, hetgeen vrijwel gelijktijdig zijn weerklank vond in de gehele West-
Europese kunst en in het Duitse en Italiaanse harnas. Terwijl in de vijftiger jaren
bij het Bourgondische harnas nog een grote verscheidenheid aan ornamenten
voorkwam, overwegen in deze periode nog slechts de groeven ter accentuering
van de vertikale lijnen, waarbij de sierlijkheid meer door de fraaie contouren
werd verkregen. Als bijzonderheid moge gelden, dat de „plackart", d.i. de ver
sterkingsplaat voor het borststuk nu dikwijls aan de bovenzijde was voorzien van
een kleine kruisbloem, welke tegen circa 1470 uitgroeide tot een grote en stekelig
gestyleerde kruisbloem (vgl. afb. 1: A).
Door de groter wordende koelheid in stijl komt nu bij het harnas ook een toe
nemende voorkeur voor gladde vlakken in gebruik. Als gevolg hiervan komen nu
in Bourgondië en enigszins later ook in Duitsland en Italië vrijwel geheel gladde
harnassen voor, waarvan het borststuk niet is voorzien van een „plackart", maar
met een lichte vertikaal lopende graat over het midden. Afbeeldingen van het
Bourgondische harnas uit circa 1460 - circa 1470, waarvan het borststuk van het
gladde type of voorzien van een „plackart" is, maar waaruit duidelijk een koelere
stijl spreekt, vindt men o.a. op de miniaturen van het handschrift „Traité de la
Forme et Devis d'un Tournoi" uit circa 1462 (Parijs, Bibl. Nat. Ms. fr. 2695) en
op die van de „Chronik des Hennegau" door Loyset Liedet (Brussel, Staatsbibl.
Ms. 9233).
Een duidelijk voorbeeld van de stijlopvatting uit deze periode wordt gevormd
door de beide panelen met het Godsgericht van Keizer Otto, welke in 1468 door
Dirk Bouts voor het raadhuis te Leuven werden geschilderd.
Gedurende de derde periode van circa 1470 - circa 1480 was Bourgondië tijdens
de regering van Karei de Stoute een zeer belangrijke macht geworden met sterke
en goed bewapende legers. De koelere stijl van de zestiger jaren wordt opgevoerd
tot een zeer expressieve stijl vol hoekige beweging, een stijl waarin Hugo van der
Goes' „Porinari-altaar" uit circa 1475 veel invloed heeft op de Italiaanse kunst.
Het is de Barok-gothische stijl, welke vooral bij het Duitse harnas het beste tot
uitdrukking komt en waarbij alle sedert circa 1450 voorkomende motieven worden
verenigd tot één vrijwel het gehele harnasoppervlak bedekkend patroon.
De fraaiste en bekendste exemplaren van deze stijl zijn de twee harnassen van
13