De uniform van de Prins van Oranje in de Slag bij Waterloo aan de Princeton University docerende amerikaanse Prof. Oswald Veblen, be schreven als een ongewoon lang cylindro-ogivaal met voorgesneden trekken direct in de projectielwand zonder geleibanden of gasringen, met een kopstraal van 8 a 9 kalibers. Kennelijk was ook hier sprake van het exploreren van onbetreden tech nische gebieden. Het eindbeeld van dit project is echter ook hier hetzelfde, want letterlijk niets aan praktisch of theoretisch bruikbaar materiaal is hiervan nog te vinden. Wanneer na een korte periode van schijnbare vrede donkere wolken zich aan de politieke hemel samenpakken en het schrikbeeld van een nieuwe oorlog zich aandient, bestaan nergens enige aanwijzingen omtrent een mogelijk optreden van een nieuw „super"-geschut. Ten hoogste zal misschien een enkel uitzonderlijk begaafd wapentechnicus met een veelzijdige visie op de toenmalige stand der techniek een dergelijk apocalyptisch kanon voor ogen hebben gehad. Alle zware ver- en verstdragende stukken bouwden immers voort op de technische, taktische en strategische ervaringen, opgedaan met het moderne zeer zware marine-geschut, in kaliber variërend van 24 tot 40 cm, die de hoofdbewapening vormden van de slagschepen of „dreadnaughts". In het Armamentarium bevindt zich een zwaar marinekanon, dat geschikt zou zijn geweest als „draagstuk van zon ultra-verdragende vuurmond, hetwelk bij bezoek van artilleristische deskundigen steeds zeer veel belangstelling trekt. Doch even geheimzinnig als deze monsterkanonnen vroeger in het niét verdwenen, even onverwacht en dreigend stonden zij kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog opnieuw gevechtsklaar in het veld in nog massalere afmetingen, gedeeltelijk op eigen kracht in oostwaartse richting rijdend. In de verbitterde gevechten op het door uitgebreide fortificaties verdedigende schiereiland Krim, vonden deze stalen reuzen hun speciale inzet. Het snelle tempo, waarin de gevechten werden beslist, gevolgd door de ontruiming van het zwaar versterkte schiereiland en het voor de russische oorlogsindustrie zo vitale Donetz- bekken, hebben de geallieerden in niet geringe mate verbijsterd. Ook dit zware materieel is met alle bijbehorende accessoires spoorloos verdwenen. De laatste af beelding van de zwaarste dezer bijzonder indrukwekkende stukken, nl. de „Dora", - voorzien van enkele gegevens - geeft enig idee van de gigantische afmetingen van dit kanon. Het onopgemerkt en spoorloos afvoeren en doen verdwijnen van dit materieel, met alle bijbehorende munitie, uitrusting en immense documentatie lijkt naar het voorkomt een organisatorische topprestatie op zichzelf. Omtrent de militaire waarde van dit reuzengeschut bestaat in vakkringen nog altijd groot verschil van mening. Unaniem is echter het ontzag voor het bijkans universele technische kunnen, dat uit „scheppingen" als deze blijkt. Voor de wetenschap als geheel en de artillerie-techniek in het bijzonder kan zonder voorbehoud worden gesteld dat ontwerp, aanbouw en gebruik van dit super-geschut zon exacte en diepgaande kennis en inzicht betreffende problemen van ballistiek, pyrotechniek, chemie, metallurgie, aerodynamiek enz. vereisen, dat deze slechts uiterst moeizaam verworven kennis en ervaring het betrokken land een onbere kenbare voorsprong verschaffen bij de oplossing van onverschillig welke artilleris tische problemen van meer conventionele aard. De „Studieverzameling Militair Materieel te Delft bezit in eerdergememoreerd stuk marine-geschut een van haar meest waardevolle objecten, hetwelk steeds op nieuw een uitgangspunt vormt voor diepgaande en levendige discussies. 18 door Dr. F. G. de Wilde De eerste kleurenreproductie in het Jaarverslag 1964 kreeg terecht een ereplaats tegenover de titelbladzijde. Deze reproductie van een markant ruiterportret van de hand van de hofschilder J. B. van der Hulst (1790-1862), laat ons de Prins van Oranje (de latere Koning Willem II) zien in de uniform, welke hij in de Slast bij Waterloo droeg. De ereplaats in het Jaarverslag was des te zinvoller, omdat op het tijdstip van de verschijning het feit werd herdacht, dat 150 jaar geleden de beroemde en historische Slag bij Waterloo ons werelddeel op zijn grondvesten deed schudden en een keerpunt betekende in de geschiedenis van Europa. Een en ander vormde een geschikte aanleiding om de „Waterloo-uniform" van de alom gevierde Prins van Oranje tot onderwerp van een uniformkundig onderzoek te maken. Koning Willem II heeft zich diverse malen in de z.g. Waterloo-uniform laten portretteren. Dit is niet zo verwonderlijk. Voor hem was immers aan deze uniform de herinnering aan de roemrijkste dag van zijn leven verbonden. Ook het neder landse volk zag in hem nog gaarne de held van Waterloo, vooral toen de populari teit van zijn vader Koning Willem I, in de dertiger jaren van de vorige eeuw geleidelijk aan geringer werd. Behalve het hier besproken portret zijn er dan ook verschillende andere, o.a. een zeer sprekend ruiterportret, vervaardigd door N. de Keyzer (gedateerd 1846), en een borststuk van J. W. Pieneman van omstreeks 1830; beide in het bezit 'van het Koninklijk Huis. Verder is de Prins in dezelfde uniform op het bekende schil derij van J. W. Pieneman afgebeeld, voorstellende de Slag bij Waterloo, dat zich in het Rijksmuseum, en op een werk van dezelfde schilder, genaamd „De Slag bij Quatre Bras", dat zich op Paleis Soestdijk bevindt. Ik laat hierbij de talrijke min of meer populaire gravures buiten beschouwing, omdat deze in uniformkundig opzicht meestal zeer onnauwkeurig zijn. Alle hierboven vermelde schilderijen vertonen dezelfde uniform: n.l. donker blauwe pels met zwart astrakan afgezet en bezet met gouden galons en snoeren. Hieronder een scharlakenrode dolman of vest met een kraag van dezelfde kleur en eveneens bezet met gouden galons en snoeren. Grijsblauwe, tamelijk wijde pantalon - a la cosaque - met op de zijnaden twee brede banden van rood laken. Hierbij draagt de Prins een zwarte tweepuntige steeek met grote oranje cocarde, gouden lis, hoedkwasten van oranje en goud en een grote bos van hangende witte vederen. Deze uniform wordt als regel be schreven als die van het 10 regiment engelse huzaren - the Prince of Wales' Own Hussars - een beschrijving, die mij nimmer heeft kunnen bevredigen. De rode dolman is immers niet onder te brengen in de uniformbeschrijving van dit regi ment, zelfs al vertoont de pels een zekere overeenkomst met die van de 10th Hussars, welke in 1814 de zilveren besnoering voor gouden verwisselde. 19

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Arma | 1966 | | pagina 23