Een bepaalde relatie tussen de Prins en het 10e regiment engelse huzaren, is in de
engelse Army Lists niet te vinden, evenmin als in de door Wellington onderteken
de Staat van Dienst, welke in het Koninklijk Huisarchief wordt bewaard.
In oktober 1811 was de Prins benoemd tot kolonel en Aide de Camp van Welling
ton. In die functie was hij tegenwoordig bij verschillende veldslagen en belegerin
gen, gedurende de oorlog op het Iberisch schiereiland. In december 1813 werd de
Prins benoemd tot generaal-majoor, op 8 juli 1814 tot luitenant-generaal en op
25 juli van hetzelfde jaar tot generaal.
Hij heeft nimmer een bepaald cavalerie-onderdeel gecommandeerd, maar was wel
opperbevelhebber van het nederlands-engelse leger in de zuidelijke Nederlanden,
tot aan de komst van Wellington zelf in april 1815. De Prins nam toen het bevel
over het le legerkorps op zich en streed aan het hoofd van dit korps bij Quatre
Bras en Waterloo.
Van engelse zijde zijn het laatste jaar diverse publicaties verschenen ter gelegen
heid van de 150-jarige herdenking van de Slag bij Waterloo. Hierbij werd mijn
aandacht gevestigd op het feit, dat in die tijd de engelse generaals van de cavalerie,
afkomstig van de huzaren, een uniform droegen, waarvan de pels enigszins aan die
van het toenmalige 10e regiment huzaren doet denken.
Deze generaalsuniform bestond uit een rode dolman met gouden snoeren en
galons; de kraag en opslagen zijn soms blauw, soms rood. Dit laatste zien wij o.a.
bij de nog bewaard gebleven dolman van de Marquess of Anglesey. Hierbij
behoorde een donkerblauwe pels met grijs of zwart bont, eveneens met gouden
tressen en galons.
In gala werd daarbij een witte of rode spanbroek gedragen, versierd met een z.g.
hongaarse knoop van gouden galon. Tijdens dienst te paard droeg men meestal
een grijze of donkerblauwe lange rijbroek. Na 1813 werd het mode om deze vrij
wijd te dragen, zoals de kozakken dit plachten te doen. Na de veldtocht van
1812/1813 in Rusland waren de kozakken bijzonder populair geworden en zulks
had terstond invloed op de snit van allerlei uniformstukken in andere landen.
Als hoofddeksel werd dan meestal een kolbak van bruin bont met rode zak
gedragen, gouden kolbaksnoeren en witte rechtop staande pluim met rode voet.
Ook werd er wel eens een schako bijgedragen; bij Waterloo droeg de Marquess of
Anglesey een zwarte schako met gouden pompon en galons, echter zonder snoeren
en pluim.
Er heerste dus zeer grote vrijheid ten aanzien van bepaalde onderdelen van de
uniform, hetgeen voor een groot deel werd veroorzaakt door het ontbreken van
nauwkeurige uniformvoorschriften.
Blijkbaar had de Prins van Oranje, zoals zo vele jonge officieren, die gevoel
hadden voor het glorieuze (van hetgeen de fransen zo typerend de „panache"
noemen) van de tijd waarin zij leefden, een zwak voor de zwierige huzarendracht.
Wij zien de Prins dan ook in een uniform, die zeer sterk op de hierboven be
schreven generaalsuniform lijkt, op de gravure afgebeeld, welke naar een schilderij
van Odevare is vervaardigd.
Alle elementen van de generaalsuniform zijn aanwezig. Het is echter jammer, dat
de kleuren niet bekend zijn (het oorspronkelijke schilderij is blijkbaar verloren
gegaan); hierdoor is het immers niet mogelijk de overeenkomst met de engelse
generaalsuniform met volkomen zekerheid vast te stellen.
Wel kunnen wij dit portret enigszins dateren. De Prins draagt nl. de keten van
20
Willem Frederik George Lodewijk Prins van Oranje (de latere Koning Willem II) 1792
1849 afgebeeld in kolonelsuniform van een engels Huzaren-Regiment, ten tijde dat hij,
gedurende de veldtocht in Spanje, was toegevoegd aan de Hertog van Wellington.
Gravure van J. Lengnan (1816) naar een te Brussel geschilderd portret door Joh. Odevare.