De conservering - eerst een zorgvuldig onderzoek zou moeten plaatsvinden naar de oorspronkelijke afmetingen en de tekening van het fond. Vervolgens zouden de Spaanse linnen en wollen vlaggen aan de beurt komen, gevolgd door de nederlandse wollen en de oosterse katoenen exemplaren. Uiter aard zou in dit gehele schema ruimte overblijven voor het tussenvoegen van exem plaren uit een nog niet aan de beurtzijnde reeks, die om een of andere reden vóór zouden moeten gaan. Zo zijn thans gereedgekomen: alle zijden oosterse vlaggen, enkele niet in goede staat verkerende katoenen vlaggen van oosterse herkomst, alle franse Compagnies vlaggen, de enige wollen oosterse vlag en twee Spaanse linnen vlaggen. De zijden, linnen en wollen spaanse vlaggen zijn thans in behandeling, wat een zeer tijdrovende bezigheid is. Zonder uitzondering waren de vlaggen buitengewoon vuil. Alvorens tot conser vering kon worden overgegaan, moesten de vlaggen worden gereinigd. Enkele, die het konden verdragen, zijn uit de tule getornd vóór de reiniging, doch bij de meeste zijden vlaggen was het raadzamer de vlag gedurende de reiniging nissen de tule te laten zitten óf slechts één kant te verwijderen. Gelukkig bleek het oranje band - waarmede het gaas was vastgezet goed wasecht te zijn. In het algemeen vindt het wassen van dergelijke weefsels plaats in een grote platte bak, die speciaal voor dit doel is geconstrueerd. De weefsels worden erin uitge spreid op een vel Melinex, een daartoe zeer geëigende plasticsoort. Het wassen geschiedt dan met water en een neutraal reagerend wasmiddel. De brosse en soms wat in elkaar gekrulde stukken kunnen na bevochtiging - waar door ze soepeler worden - worden ontward en uitgestrekt. Wassen, spoelen en drogen gebeurt op hetzelfde vel Melinex, zodat het weefsel niet meer behoeft te worden gehanteerd. Om eventuele moeilijkheden te voorkomen, dient van te voren te worden onderzocht of het weefsel wasecht is. Bij vlaggen, die in weer en wind moeten kunnen worden gebruikt, is dit waarschijnlijk. De vlaggen van deze verzameling konden dan ook water en wasmiddel zeer goed verdragen. Na de reiniging worden de weefsels geïmpregneerd met een oplossing van de kunsthars „Polyvinyl-butyral" in alcohol. Deze oplossing dringt geheel in de vezels door en na verdamping van de alcohol is de kunsthars geheel in de vezels opge nomen, waardoor verstuiving van het verteerde materiaal aanmerkelijk wordt verminderd en de afbraak van het weefsel wordt tegengegaan. Daarna volgt dan het opplakken. Op een vel Melinex wordt een stuk Tergal (een Teryleenweefsel) van de goede grootte uitgespannen, welke met Setamul wordt ingesmeerd (dit is een waterige emulsie van Polyvinyl-acetaat). Deze behandeling moet soms een of meerdere malen worden herhaald, totdat na indroging de laag kunsthars voldoende dik is om het op te plakken weefsel vast te houden. Deze dikte is in hoge mate afhankelijk van het op te plakken materiaal en de hoedanig heid hiervan. Ervaring speelt hierbij een zeer grote rol. Vervolgens wordt de vlag hierop gelegd (losse fragmenten en kleinere stukken en brokken worden ingepast), wat een zeer nauwkeurig en tijdrovend werk is. Ten slotte wordt dan het geheel met een lauwwarm ijzer op de onderlaag vastgestreken. 26 Daarna volgt dan de afwerking, welke een zeer aparte plaats in de gehele behan deling inneemt en dikwijls de meeste tijd in beslag neemt. Voor de vlaggen van het Legermuseum was de uitdrukkelijke wens uitgesproken, dat - hoe klein en lacuneus het resterend fragment ook mocht zijn - het uiteinde lijke resultaat van de conservering de oorspronkelijke toestand zo goed mogelijk zou moeten benaderen. De ontbrekende delen moeten hiertoe worden bijgeschil derd in tinten, die zo goed mogelijk de heraldische kleuren benaderen. Als voor beeld kunnen hiervoor de franse Compagniesvlaggen dienen. Hiervan was er niet één helemaal compleet, doch aan de hand van de aanwezige stukken van de verschillende exemplaren kon worden afgeleid, dat de oorspronkelijke afmetingen ruim 2 m in het vierkant zijn geweest. Alle vlaggen hebben centraal een kruis met armen (circa 36 cm breed), met in elk der kwartieren het kenteken van het betreffende legeronderdeel. Voor alle vlaggen is een stuk Tergal gebruikt van deze maat; ook b.v. bij een vlag waarvan slechts één kwartier aanwezig bleek. De rest van de tekening is aangevuld door middel van Tempera-verf, waarmede zeer goed op de Setamul-laag kan worden geschil derd. Bij deze Compagniesvlaggen was deze bewerking vrij eenvoudig. De regelmatige geometrische opzet van de vlaggen en de tekeningen van Anne Beek, maakten dit alles mogelijk. Deze werkwijze kan niet in alle gevallen worden gevolgd, B.V. bij de twee linnen spaanse scheepsvlaggen welke zijn geconserveerd lagen de zaken geheel anders. Eén van deze vlaggen vertoont het wapen van Castilië, geflankeerd door twee staande Heiligenfiguren, waarvan één duidelijk als St. An- thonius van Padua is te onderkennen. Van de andere figuur ontbreken echter het hoofd en een deel van het bovenlichaam, terwijl ook geen enkel attribuut is te zien. De vlag is geheel door een zoom omgeven en opgebouwd uit een geel/zwarte meanderrand. Ook deze is in de omgeving van de onbekende heilige verdwenen. Het bleek dus volkomen onmogelijk deze vlag te completeren, want een afbeel ding van zo'n vlag was niet te vinden. Het ontbrekende stuk is ingevuld in de kleur van het fond en de omtrek van de zoom is met enkele zwarte lijnen aan gegeven. Iets dergelijks was het geval met het andere exemplaar, waarop een grote staande Madonna op de maansikkel werd afgebeeld. Zij is omgeven door vier engelen figuren, waarvan er slechts één vrijwel geheel volledig is, maar bij de anderen ontbreekt het hoofd en het grootste deel van de vleugels. Van de decoratieve zoom - met een kleurige zich herhalende krulfiguur - zijn slechts een deel van één zijkant en enkele fragmenten van de boven- en onderkant aanwezig. De tweede zijkant ontbreekt in zijn geheel. Ondanks het feit, dat de vlag horizontaal was doorgesneden, bleek de Madonna figuur gelukkig zelf praktisch compleet te zijn. Bij de conservering van deze vlag traden verschillende moeilijkheden op. Allereerst was het niet met zekerheid te zeggen hóe breed de vlag oorspronkelijk was geweest en verder bleek, dat de grote aureool juist de onderzijde van de bovenzoom moest hebben geraakt, welke op dit punt echter geheel is verdwenen. Dit wel te reconstueren raakpunt is als het midden van de breedte aangemerkt. Het aanvullen van de ontbrekende delen bleek echter een onoverkomelijke moei lijkheid. Er is een schets gemaakt, waarop de mogelijke stand van de vleugels is aangegeven. Bevredigend was het een en ander niet, zodat van een aanvulling 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Arma | 1966 | | pagina 31