Jaarverslag
Slotwoord
van de Stichting „Vrienden van het Legermuseum'
over 1965
Het aantal donateurs bedroeg per 31 december 1965: 345, onder wie 3 ereleden
en 21 donateurs voor het leven; per 31 december 1964 telde de Stichting 317
donateurs, onder wie eveneens 3 ereleden en 23 donateurs voor het leven.
Een drietal donateurs voor het leven ontvielen de Stichting door overlijden, terwijl
zich één donateur voor het leven heeft aangemeld.
Van de overige donateurs overleden een 8-tal personen, 3 bedankten en 11 per
sonen hebben ondanks herhaalde herinneringen hun donatie over 1965 niet
voldaan.
Uiteindelijk vond toch nog een toename plaats van 28 donateurs.
Het vermogen der Stichting per 31 december 1965 bestond uit:
3 obligaties 100 3 Nederland 1947
25 idem 100 214% Rotterdam I en II
7 idem 100 414% Nederland I960 (I en II)
1 idem 500 414% Bank Ned. Gem. I960 (III)
alsmede een batig saldo van 2.885,23 op rekening-courant en ƒ4.087,94 op
beperkte deposito-rekening, benevens een voorraad van 459 reprodukties naar
tekeningen van Hoynck van Papendrecht e.a. bestemd voor verkoop aan bezoekers.
C. J. Valk, voorzitter
P. Th. Six, secretaris
Leiden, 8 juni 1966
54
In het „Ten Geleide", waarmede de Staatssecretaris van Defensie K.L. Zijne Excel
lentie G. H. J. M. Peynenburg zo vriendelijk is deze eerste publikatie „Arma
mentaria" te willen openen, komt duidelijk naar voren waarom het bestuur van het
Nederlands Leger- en Wapenmuseum „Generaal Hoefer" is overgegaan tot de
splitsing van het jaarverslag, zoals het tot nu toe verscheen, in een zakelijk en een
wetenschappelijk deel.
Wij zijn dankbaar voor de belangstelling, welke de Staatssecretaris voor ons werk
toont en voor de steun, welke wij van hem en zijn ministerie mogen ondervinden.
De laatste woorden van het „Ten Geleide" van de Staatssecretaris vormen als het
ware de inleiding tot de bijdrage van ons erelid luitenant-generaal b.d. M. R. H.
Calmeyer, onze oud-voorzitter, die belangstelling vraagt voor ons museum omdat
daardoor tevens interesse wordt opgewekt voor onze krijgsmacht. Deze belangstel
ling is noodzakelijk, omdat, zoals onze minister van Defensie stelde in de inlei
ding tot de Defensie-nota van 1964 „alleen een goed defensiebeleid kan worden
gevoerd, indien de gehele bevolking met de problematiek ervan vertrouwd raakt
en achter dit beleid staat".
Wij verwachten dat er onder de wetenschappelijke bijdragen in deze uitgave en
kele zijn, die uw belangstelling hebben gehad. Ons dunkt, dat moet haast wel,
want de verscheidenheid is groot en de schrijfster en schrijfsters ter zake des
kundig.
Wij spreken de hoop uit, dat deze publikatie bij u een goede ontvangst zal ge
nieten en wij zouden u willen vragen, berg het boekje na lezing niet op in uw boe
kenkast, doch laat het zien aan uw vrienden en kennissen en wekt hen op toe te
treden tot de gilde der „Vrienden van het Legermuseum", Pesthuislaan 7 te Leiden.
Ons prachtige museum met zijn unieke verzameling is dat ruimschoots waard.
C. J. VALK
Voorzitter.
55