boven de Spanjaarden, toen dezen de Moren voor Granada in 1492 versloegen, een
wapenfeit in schone verzen en melodie verheerlijkt door de hofcomponist Juan del
Encina voor de Katholieke Vorsten:
„Una generosa Virgen
Es fuercoles viene dando
Un famoso caballero
Delante viene volando
Con una cruz Colorado
Y una espada relumbrando
D'un rico manto vestido
Toda la gente guiando
Een edele maagd
Geeft de soldaten moed
Een beroemd ridder
Komt vooraan vliegen
Met een rood kruis
Een blinkend zwaard
En kostbare mantel (om)
Voert hij de troep aan"
In de 16e eeuw namen de gesloten militaire afdelingen in de verschillende Europese
staten bepaalde vormen aan, gegrond op de organisatie der Franse laat-middeleeuwse
„bendes des ordonnances" van Lodewijk X en de tactiek van de Zwitsers en Span
jaarden. Zo'n afdeling aangeduid als regiment, Haufe, tercio of ost telde 8 tot
15 vendels, Fahnen, banderas of bendes. Elk vendel had zijn eigen vaandel, waar
naar de soldaten zich moesten richten, aldus de Franse militair en diplomaat Ray
mond de Beccarie de Pavie kort na 1538, terwijl de vaandels zich op hun beurt
naar het geluid van de trommelslag richtten:
Gonzalo de Cordoba, de „Gran Capitan" der Katholieke Vorsten en als zodanig de
grondlegger van de organisatie van het staande Spaanse leger uit de XVIe eeuw, trof
maatregelen, dat de vaandels voor alle soldaten goed zichtbaar waren.
Het Spaanse regiment of tercio telde 15 compagnieën of banderas. Elke tercio
onder een maestro de campo had een eigen vaandel. De hiertoe behorende com
pagnieën onder bevel van capitanos hadden elk een eigen vaandel of bandera met de
heraldieke kleuren van de capitan, die een compagnie gevormd of gerecruteerd had.
De vaandeldrager of „alfarez" werd door de capitan gekozen uit de officieren van
zijn compagnie. Vóór de overhandiging van het vaandel werd dit eerst gezegend en
gewijd door de aalmoezenier en daarna in aanwezigheid van de soldaten door de
capitan aan de alfarez ter hand gesteld „voor de eer van de vorst, het tercio en heel
de bandera". Daarop zwoer de „alfarez" zijn bandera vaandel) tot de dood te
verdedigen.
De Spaanse officier Sancho de Londono 1569) deelt mede, dat de „alfarez" het
vaandel alleen ter hand nam als de strijd begon, tijdens het optrekken van de wacht
of bij een défilé voor de koning of de kapitein-generaal. Op mars daarentegen droeg
de „banderado" het vaandel; „goed verzorgde mannen, die sterk zijn". Wanneer de
„alfarez" het vaandel droeg, moest hij dit af en toe omhoogsteken, maar nooit laten
slepen of de grond laten raken, omdat de „bandera" de koninklijke macht verbeeldde,
een werktuig was tot het geven van zichtbare bevelen en een teken van eendracht en
broederlijkheid.
De plichten en vereiste hoedanigheden van de vaandrig werden door schrijvers uit
„Les souldars se doyvent done gouverner selon les enseignes et les enseignes
selon le sonquelle marche en telle guise que les pas respondent a la
batterie des tabourins."
9