dels, bestaande uit onvervalste knoestige doornenstokken of slanke gestyleerde en
getinneleerde palen. Afbeeldingen van de Slag bij Pavia in 1525 en bij Grevelingen
in 1558 tonen deze overal herkenbare vaandels en standaarden boven de Spaanse
troepen uitstekend, in een periode waarin zij zich reeds de tijdelijke faam van on
overwinnelijkheid verwierven.
De komst van Spaanse en Italiaanse regimenten infanterie en compagnieën ruiters
onder Alva in 1567 had alleen al uit militair oogpunt een bepaald demoraliserende
uitwerking. Al ging het gevecht bij Heiligerlei door onbesuisd optreden voor hen
verloren, de superieure tactiek bij Jemmingen en het sluwe consequente uitwijken
voor Willem van Oranje, bevestigden de geduchtheid, gevechtskracht en snelheid
van de Spanjaarden.
Bernardo de Mendoza deelde in zijn boek over de oorlog in de Nederlanden van
1567 tot 1577 mede, dat na de Slag bij Jemmingen op 21 Juli 1568 24 veroverde
vaandels naar Alva werden gebracht; de andere veldtekens van Lodewijk van
Nassau waren in de Eem gegooid:
de vingtquatre enseignes qu'ils avoient les vingt furent ceste nuit, ou
le jour ensuyvant apportees au Due et le reste (a ce que l'on sceut depuis)
jettes en Ia rivière
De steeds grotere aantallen Duitsers en Walen, die in Spaanse dienst traden, ver
grootten echter tevens hun roep van wreedheid en tuchteloosheid.
Spaanse vaandels en standaarden vormden een grote verscheidenheid van kleuren,
motieven en vormen. Onder Alva waren de vaandels langgerekt en afgerond, soms
driehoekig. Vierkante vormen kwamen echter ook al voor, want voor een staatsie
schip van Philips II werden er van deze soort een aantal gemaakt.
Het vaandeldoek was van zijde en samengesteld, d.w.z. de motieven werden apart
gesneden en geverfd en daarna tot één geheel aan elkaar genaaid. De grootte ervan
was indrukwekkend, nl. 3V;> a 4 meter in het vierkant. De broeking, d.w.z. het aan de
stok vastzittende gedeelte van het doek, was met spijkers met vergulde koppen
daarop bevestigd, terwijl de vrij dunne essenhouten stok bovenaan was voorzien
van een vergulde piek en onderaan van een kleine ronde en verzwaarde knop, terwijl
een of twee kwasten onder de piek waren vastgemaakt.
Per regiment infanterie verschilden de compagniesvaandels telkens naar de mo
tieven, terwijl de kleuren gelijk bleven.
De veel kleinere ruitervanen, standaards of cornetten waren van damast en omzoomd
met zijden franje. De vorm wisselde van vierkant tot driehoek, die vaak was inge
sneden, waardoor men korte of lange slippen verkreeg. De ruitervaan was enkel
voudig en beschilderd. De zgn. kolonelsvaandels der cavalerie droegen prachtig goud-
of zilverstikwerk in de vorm van religieuze voorstellingen of familiewapens. Al deze
vaandels waren bevestigd aan een lans.
Zeer gevarieerd waren de motieven in de velden der vaandels. Men zag rechte en
gegolfde horizontale banen, kwartieren van vlammen, schubben en gestapelde vuur
slagen, maar ook enkelvoudige kwartieren beladen met monogrammen of spheren.
De zomen hadden weer andere variëteiten in de vorm van geschaakte blokken,
ruiten, rozetten, klaverbladen, meanders of cirkels. Dwars daardoor sneden de palen
der St. Andrieskruisen die binnen de kwartieren aanleiding gaven tot tegengestelde
motiefstanden. Al deze levendigheid is flauw weerspiegeld in de gravures, waarmede
Baudartius van Deynse zijn werk over het eerste deel van de 80-jarige Oorlog liet
11