23 als een soort Sinterklaassurprise de stad binnendrongen. Ook de Franse Furie in Antwerpen op 17 januari 1583 is bij Baudartius afgebeeld, waar in de aanvankelijke verwarring tientallen vlaggen van Anjou's troepen binnen en buiten de stad ver schenen. Ook op deze afbeeldingen hebben alle Franse vaandels een staand kruis. Een Franse Koninklijke ordonnantie uit 1654 regelde de ordening van de regi menten. Men onderscheidde bij de infanterie de „régiments entretenus", d.w.z. per manente eenheden en „régiments constitués", d.w.z. regimenten die naar behoefte werden aangenomen of afgedankt. Daarnaast waren er garderegimenten van de „Maison du Roy". Het garderegiment telde dertig compagnieën. Per compagnie waren er gemiddeld 50 tot 70 soldaten. Omstreeks dezelfde tijd kwamals gevolg van de linietactiek het infanteriebataljon als eenheid naar voren, dat 700 tot 1.000 man sterk was. Naar gelang zijn soort telde een regiment infanterie één tot vier bataljons. Eveneens in 1654 verdeelde Turenne de regimenten cavalerie in twee eskadrons; de garde- en dragonderregimenten hadden er soms drie van. Ieder eskadron telde op zijn beurt weer vier compagnieën, die gemiddeld 40 ruiters sterk waren. Ongeveer j/3 gedeelte van de Franse infanterie- en cavalerie-regimenten bestond uit buitenlanders, o.a. Zwitsers, Duitsers, Walen, Spanjaarden en Italianen. Omtrent de afmetingen van de vaandelstok vermeldt het Militair Memorieboek van Pier Willem van Sytzama uit de jaren 17041728 o.a.: „Het vaandel of pieck, lang 10 voet, swaer 3 L. Onder aent end isse op dickste, soo dat de stange of pieck nae boven toe dunner wordt, synde van vuren hout en heeft een spits als op een pieck." Ongeveer dezelfde gegevens zijn te vinden in het werk „Vertoogh van de Krijghs- oeffeninge" uit 1670 door Johan Boxel. Door omrekening en berekening van de midellijn komen we op een stok van bijna 3 m lang en 5 cm dik. Deze lengte stemt goed met de gevonden afmetingen van de gerestaureerde Franse vaandels overeen, die van 1,96 tot 2,20 m in het vierkant groot waren. De uit de collectie vaandelresten van het Paleis op de Dam afkomstige vurenhouten vaandelstokken hebben zonder spits en boluiteinde lengten variërend van 2,45 tot 2,68 meter, wat eveneens past bij de grootte van de Franse vaandels. De langste ruiter lans mét spits en achterkant meet 2,75 m. Bij de Franse infanterieregimenten onderscheidde men het „drapeau colonel" en het gewone „drapeau d'ordonnance". Het eerstvermelde was vaak rijk bestikt met emblemen en figuren, waarvan de meest kenmerkende waren terug te vinden op het „drapeau d'ordonnance". Deze laatste voerden de kleuren van het wapen van hun kolonel en waren per regiment reeds uniform van kleurenmotief. Evenals de infanterievaandels waren de standaards van de zware cavalerie, d.w.z. van kurassiers en karabiniers, vierkant van vorm. Daarentegen hadden dragonders, huzaren en guides opzij ingesneden standaards; weinig ingesneden bij de dra gonders, diep ingesneden bij de huzaren en guides. Aan een gepubliceerde rekening uit de Franse militaire archieven ontlenen wij, dat de Markies de Noailles in 1690 voor Franse garnizoenstroepen in Catalonië ter sterkte van vier bataljons en één regiment 14 vaandels liet maken. Deze vaandels waren van tafzij en bevestigd aan de stokken met vergulde spijkers. Zij konden elk in een tijken houder worden opgeborgen. Elk vaandel was voorzien van een aan de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Arma | 1967 | | pagina 43