Vaandels en Vaandrigs ten tijde van de Zonnekoning 24 spits bevestigde zijden kwast, terwijl de spits zelf uit een fleur-de-lis bestond. Voor elk genaaid vaandel werd 31 sols betaald; voor het gehele werk kreeg de naaister 21 livres en 14 sols. De plichten en hoedanigheden, die de vaandrig moesten kenmerken, waren sinds de 16e eeuw niet veranderd. Volgens een „Articulbrief" voor de Staatse militie uit 1716 moest hij „een genereusch ende bequaem persoon" zijn, die eventueel de kapitein of luitenant moest vervangen, maar „hem zich) met de compagnie niet be- moyen." Anderzijds moet hij „alle corrosie en vrientschap by zijnen kapiteyn be- wijsen, om dat hij van zijne soldaten affectie en liefde ghewinnen mach." Ook moet hij ervoor zorgen, „dat zijn vendel wel bewaert wert, hetzy in het velt ofte guarnisoen, oock ter tijdt van een slagh ofte batailie; want hy draeght de eere ende het vendel van zijn landt, jae liever alles te verliesen als 't vendel; hy behoort zyn dootkleet daer van te maken Een vaandel kon soldaten weer in ere herstellen. Na de Slag bij Montcassel op 10 april 1677, welke door de Staatse troepen weinig eervol werd verloren, hing men uit elke compagnie van het gevluchte regiment infanterie Weede van Walenburg één soldaat na loting op. Voor de overigen werd in Sluis „het vaendel weder over 't hooft gewaeyt" en deze „alsoo eerlijck gemaeckt." Moest na een eervolle capitulatie het garnizoen van een belegerde stad zijn vaandels uitleveren, dan werden deze in goede toestand overgedragen. Maar zulk soort vaandels werd dan door de oorspronkelijke bezitters als waardeloos beschouwd. Ging tijdens een veldslag een vaandel verloren, dan betekende dit voor velen een smet op de naam van het regiment. Een heroverd eigen vaandel werd even hoog geschat als een veroverd vijandelijk vaandel. Verderop in dit relaas zullen wij echter ook een geheel andere mentaliteit praktisch en materialistisch tegenover vaandels en standaarden ontmoeten. Door de linietactiek der infanterie liep een vaandel op het eind van de 17e en begin van de 18e eeuw groter risico dan zijn beter beschermde voorgangers van een eeuw vroeger. Dit en de zich rond de persoon van Lodewijk XIV ontwikkeld hebbende hofcultus verklaren waarom zelfs de geduchte Franse maarschalken verlies van vaan dels niet aan de koning bekend durfden maken. De ontevredenheid van die „geleliede godheid", genaamd „Le Roi Soleil", kon zelfs gevierde personen in een afgrond van ongenade storten. Lodewijk berispte b.v. de Maarschalk Luxembourg, dat deze hem niet had gemeld, dat tijdens een cavaleriegevecht bij Cambon in Zuid-België in september 1691 enige standaards van de „Maison du Roy" in Staatse handen waren gevallen: „Vous me connaissez assez pour savoir que je veux que l'on me mande le bon et le mauvais de ce qui se passé dans les armées Kenmerkend voor zijn ijdelheid voegde hij daaraan toe: „J'ai ordonnée desja sur ce que j'en ai appris que l'on en refasse promptement pourque leur perte ne paraisse pas quand on verra les troupes de ma Maison Daarom verzwegen de Franse maarschalken tijdens de Spaanse Successie-oorlog het juiste aantal vaandels, bevreesd voor een zonsverduistering in Versailles. Villeroy na

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Arma | 1967 | | pagina 44