Verdwenen Trofeeëncollecties kend (L. 37), gekenmerkt door kwartieren die rechtsgeschuind en uitgetand van zwart en rood zijn. Het zou dan behoren tot het Régiment d'Odenel. Quesnoy werd bijna een maand lang door Fagel belegerd en wel van 9 juni tot 6 juli 1712. Op uitgebreide schaal werden mijnen en contramijnen aangelegd en tot ont ploffing gebracht. Uitvallen en bestormingen wisselden deze ondergrondse oorlog af, in aanwezigheid van Eugenius van Savoye. Ook hier waren de verliezen hoog. Van na de capitulatie ingeleverde Franse veldtekens gegevens over het juiste aantal ontbreken toont Anna Beek 17 vaandels en 3 standaards. Hiervan konden er 7 stuks worden herkend. Drie daarvan zijn identiek (L. 29, L. 39 en L. 49) en worden toegeschreven aan het Régiment de Tourville; zij vertonen rode kwartieren met palen in groen en geel. Een andere serie van 3 identieke vaandels (L. 30, L. 32 en L. 35/43) vertonen gepaalde kwartieren van goud en rood van telkens 4 stukken en behoren volgens de afbeeldingen van Anna Beek ófwel tot het Régiment de Bourbon ófwel tot het Régiment de Borton. De mogelijkheid is hier niet uitgesloten, dat er inderdaad slechts 3 vaandels per regiment in Quesnoy waren, daar Franse garnizoenstroepen dit aantal zoals eerder vermeld in die tijd al hadden. Later in de 18e eeuw werd dit het gebruikelijke aantal per regiment. Voor het Spaanse leger werd b.v. in 1728 voorgeschreven, dat er per regiment één kolonels vaandel, de „Coronela", en twee bataljonsvaandels, de „Ordenanza", mochten worden gevoerd. De uniforme kledij van de afzonderlijke regimenten en bataljons, in linies opgesteld, deed de compagniesvlaggen als veldtekens verdwijnen. Zij dienden later als richt- vlaggen en werden met de stok in de loop van het geweer gestoken. Al met al zijn er dus 25 Franse trofeeën gerestaureerd en zullen te zijner tijd bij de enige reeds gerestaureerde Spaanse cavaleriestandaard nog zes Spaanse vaandels worden gevoegd. Het is, vergeleken bij de honderden exemplaren die eens de Grote Zaal in Den Haag sierden, wel een beperkt aantal. Indien wij echter nagaan wat er met andere collecties oude vaandels en standaards in diverse Europese landen is ge beurd, dan zal ons gevoel van spijt om wat eens was worden vermengd met vreugde om wat er in Leiden thans nog is. In de nacht van 30 op 31 maart 1814 werden bij de nadering der Geallieerden te Parijs alle trofeeën, aanwezig in het Hotel des Invalides, verbrand op bevel van de gouverneur, maarschalk Sérurier. Er waren daar op dat tijdstip ruim 1500 veroverde vaandels en standaarden, afkomstig van veldtochten van Napoleon, een zó groot aantal, dat men niet eens de moeite had genomen er een staat van te maken, terwijl men evenmin de datum en plaats van verovering had aangetekend. Daarentegen bleven de aan de Chambre des Députés en Senaat gestuurde trofeeën benevens een aantal aan hoge militairen geschonken exemplaren behouden. Diezelfde nacht werden op aanraden van de préfect de la Seine de in de gewelven van de Notre-Dame opgehangen trofeeën, die uit de 17e en 18e eeuw stamden, weg genomen. Sindsdien ontbreekt hiervan elk spoor. Slechts een klein aantal in depót of in neven vertrekken van de kathedraal bewaarde vaandels zijn behouden. Sedert 1908 worden deze en andere vaandels en standaards bewaard in het Franse Musée de I'Armée. Hiertoe behoren bijna tweehonderd exemplaren, die het karakter van een trofee hebben. 29

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Arma | 1967 | | pagina 57