35 hierop gelastte een Koninklijk Besluit van 7 Juli 1806 de overbrenging van alle in de Grote Zaal te Den Haag hangende trofeeën naar het toenmalige stadhuis van Amsterdam, het latere Paleis op de Dam. De stadsraad van Amsterdam werd door de Minister van Binnenlandse Zaken uit genodigd het transport te regelen, waarna de raad de artilleriemeester van de stad Amsterdam, de Overste Jonas Straatman, met de uitvoering daarvan belastte. De Amsterdamse Courant juichte luid: „Waar ook betere plaats, waar de helden, welke de meeste dezer zege tekenen overwonnen hebben, in de graven rusten." Ongetwijfeld werden daarmede een aantal beroemde „Vlootvoogden" bedoeld, die in de Oude en Nieuwe Kerk lagen begraven. Gemakshalve werd vergeten, dat Prins Maurits en Maarten Harpertsz. Tromp in Delft en de Heer van Nassau-Ouwerkerk in de Westminster Abbey lagen begraven en dat de door De Ruyter veroverde trofeeën in die tijd in Hellevoetsluis hingen. Kort na dit besluit werden alle trofeeën van de muren der Grote Zaal of Loterijzaal afgenomen en ingepakt. Op 31 juli 1805 in de vroege morgen vertrokken daarop twee wagens van de „Hollandse Veldtrein' met de opgerolde vaandels, de standaards en keteltrommen, elk met vier paarden bespannen en geëscorteerd door grenadiers van het 2e Regiment van Linie en een korps muzikanten. Tegen de avond werd Amsterdam bereikt en de wagens werden tot de volgende morgen op het vroegere Drilveld onder bewaking gesteld. Op 1 augustus d.a.v. werd vanuit diverse punten in de stad een militaire optocht geformeerd, waarna met artilleriesalvo's en „volle krijgsmuziek" een commissie uit de Amsterdamse raad werd begroet. Een luisterrijke optocht met ontrolde vaandels voor zover mogelijk trok ver volgens door de stad. Matrozen en leerlingen van de Kweekschool voor de Zeevaart, met trofeeën van de expeditie Van Braam en veroverde Spaanse, Engelse en Franse zeevlaggen openden de stoet. Daarna volgden onderofficieren van de burgerwacht, de stedelijke „gesoldeerde Garde", van de Grenadiers van het 2e Regiment van Linie, alsmede van de artillerie en cavalerie, die elk een vaandel droegen. Tenslotte voerden huzaren te paard drie stel pauken en vijf in de hand gehouden standaards mede. Met muziek en tromgeroffel werd onder grote belangstelling het stadhuis op de Dam bereikt. De in linie opgestelde korpsen, waarvoor de trofeeën waren geplant, werden geïnspecteerd door de voltallige stadsraad, waarna de Overste Straatman een forse „aanspraak" hield. Daaruit halen wij een enkele volzin. „De vernielende tand des tijds, die zelfs de marmeren praalgestichten der heilige aloudheid niet ontziet, heeft ook deze eervolle gedenkstukken van Neêrlands heldenmoed niet gespaard, maar zodanig geschonden dat de overblijfselen der meeste zeer gering en slechts sommige nog herkennelijk zijn." Na beantwoording van deze rede werden de trofeeën naar de wapenkamer van het stadhuis overgebracht, waarna deze plechtigheid ten einde was. Men krijgt stellig de indruk, dat slechts een beperkt aantal vaandels kon worden ontrold; b.v. zeker die van de expeditie van Van Braam uit 1784 en één Russisch

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Arma | 1967 | | pagina 71