1948Dageraad 1954—1957 Resultaten en teleurstellingen 42 vestigde Legermuseum alle handen vol had om met heel weinig personeel en middelen de zwaar gehavende collecties te ordenen en te herstellen, nam de Minister van Onderwijs P. Gielen in februari 1948 in opdracht van Koningin Wilhelmina de trofeeënkwestie op met de Voorlopige Monumentenraad. Zijn gedachte was om telkens een zestal trofeeën over te brengen naar het Rijksmuseum te Amsterdam en het Legermuseum te Leiden en de rest naar de Ridderzaal in Den Haag terug te brengen. Dit idee werd door de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg toege juicht. Wilde men in gedachten terug naar de aanblik van die zaal in de tijd van Van Deelen en de Grote Vergadering in 1651? Een kleine inspectie van de toestand der trofeeën zou elke illusie dienaangaande snel hebben weggenomen. Inmiddels begon wijlen Dr. R. van Luttervelt, Conservator van het Rijksmuseum, de collectie in het Paleis op de Dam te inventariseren. In betrekkelijk korte tijd was hij daarmede klaar. Hij leverde een knap stukje werk, wetenschappelijk van goed gehalte, waardoor een stevige grondslag voor latere onderzoekingen werd gelegd. Dr. Van Luttervelt stelde 56 Franse en Spaanse vlaggen vast, 72 Indische vlaggen en 35 stokken met enige flarden. Engelse scheepsvlaggen trof hij niet meer aan. Tevens constateerde hij, dat het aantal vlaggen sinds Scheltema's bemoeienis in I860 opnieuw sterk was verminderd. Hij stelde voor, dat het Rijksmuseum eerst en daarna het Legermuseum vervolgens een keuze zouden maken, waarna de rest naar de Ridder zaal zou worden teruggebracht. Dit zou z.i. zelfs aanleiding kunnen zijn alle buiten gebruik gestelde militaire vlaggen en vaandels naar dezelfde zaal over te brengen. Dr. Van Luttervelt redeneerde dus in de trans van de Minister en van Monumenten zorg; het plan voor een trofeeënmuseum van Scheltema zou in de Ridderzaal her leven. Praktische bezwaren inzake conservering en restauratie werden minder in het oog gehouden. De Kolonel van Houten wees hier echter wél op, waarbij hij zich tevens verzette tegen suggesties in de trant van „sur vous, sans vous". Met een beroep op uitlatingen van de Koningin zelf in januari en maart 1939 toonde hij aan, dat het Legermuseum de eerste keuze toekwam. Ook deze keer kwam het niet tot een verdeling en overbrenging. De uiteindelijke beslissing was in de commissies en belanghebbenden vastgelopen. Het enige winst punt was de opstelling van een wetenschappelijke inventaris en documentatie van de trofeeën. In de eerste helft van het vorige decennium had men op het Laboratorium van Mechanische Technologie (Afdeling Vezelonderzoek) te Delft proeven genomen met conserveringsmiddelen voor oude textiel. Daaruit was een chemische methode ontwikkeld, die bruikbaar scheen te zijn. De „Shell" had deze kostbare experimenten gefinancierd, welke in 1954 en 1956 werden gepubliceerd. De hoofdzaken van deze methode bestonden uit het wassen van de breekbare textilia, vervolgens het impreg neren van de stof door middel van doorzichtige, langzaam drogende plastische kleef -

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Arma | 1967 | | pagina 85