H. HET SECOURS NAAR DENEMARKEN.
Koning Karel X Gustaaf van Zweden had op 18 November 165ö
vrede gesloten met Polen, maar geen gevolg gegeven aan de verplichte
ontruiming van enkele plaatsen aldaar en in Pruisenom welke reden
keurvorst Frederik Willem van Brandenburg zijn zijde verliet en zich
op 19 September 1657 bij Polen aansloot. Hoewel onvoldoende tot den
krijg voorbereid, achtte koning Frederik III van Denemarken de gele
genheid gunstig om de Zweden tot ontruiming der volgens de vredes-
bepalingen van Brömsebro (1045) tijdelijk in bezit genomen landen te
dwingen. Een Deensch eskader zeilde naar Dantzig, terwijl landtroepen
naar het aan Zweden behoorende hertogdom Bremen trokken, van waar
zij al spoedig door den Zweedschen veldmaarschalk Karel Gustaaf
Wranöel verdreven werden. Te gelijkertijd rukte de Zweedsche koning
over Hamburg het hertogdom Holstein binnen.
Zweden en Denemarken zonden werf-officieren naar Nederland. Te
Amsterdam rustte men schepen voor Denemarken uit; maar de Staten-
Generaal gedoogden geen aanmonstering van scheepsvolk, uit vrees
voor eigen dienst tegen hooge prijzen slechts uitschot van aangewror-
venen te krijgen. De in het Vlie en te Spaarndam voor Zweden en
Denemarken verzamelde mannen werden verjaagdeveneens het door den
overste Kay Bertram Brockdorff ten behoeve van hertog Frederik III
van Sleeswijk-Holsteinschoonvader van den Zweedschen koning, aange
worven regiment, hetwelk door noodweêr gedwongen de haven van
Harlingen was binnengeloopen. Aan gene zijde nabij de grenzen wierf
Everwijn van Wevort, broeder van den commandeur van Rijnberk,
een regiment yoetvolk voor Zweden (1).
Bij uitbreiding op 27 Juni 1657 van het in 1649 met Denemarken
gesloten tractaat namen de Staten-Generaal de verplichting op zich om
een hulpkorps van 6000 man daarheen te zenden. Alvorens tot de uit
voering over te gaan boden zij hunne bemiddeling aan om den oorlog
tusschen Denemarken en Zweden te voorkomen. Beiden bedankten
Zweden verlangde bovendien ratificatie van het Elbinger-tractaat, waartoe
de Staten-Generaal alleen genegen waren, wanneer Zweden zich bereid
verklaarde om de „concepten van elucidatie ende nader esclaircissement"
op gemeld tractaat aan te nemen, welke alleszins ten voordeele van
den Nederlandschen handel strekten. Zweden ging daarop niet in (2).
Denemarken sloot op 15 Februari 1658 een offensief verbond met
(1) Res. S. G. 1 Maart 1656, 24 Februari, 1, 2 Juni, Res. R. v. St. 23 November 1657,
Res. S. G. 15 Maart, 6, 25 April, Res. H. 11 April, 14 Mei 1658.
(2) Res. S. G. 27, 29 Juni, 4 Augustus, G September, 18 December, Res. H. 11 Juli 1657,
Res. S. G. 9 Januari, Seer. Res. S. G. 12 Januari, 29 Maart 1658, G. P. B. II 2567, Elbinger-
tractaat van 11 September 1656 en elucidatie van Helsingor dd. 9 December 1659; de ver
dragen van 1649 en 1657 komen in het G. P. B. niet voor.
6