85
compagnieën infanterie met 25 man te versterkenzonder toepassing op
de. compagnieën Franschen en Britten, waarvoor men niet bijtijds aan
vulling kon krijgen, en op de vier compagnieën Hollandsche garde,
te samen 400 man, die reeds voldoende sterk waren. De kolonel
I uchler moest in het buitenland voor de versterking zijner 88 compag
nieën zoig diagen, aamitsgelden werden niet verstrekt uit overweging,
dat „sulckx soude syn van al te schadelicke consequentie" voor de thuis
blijvende compagnieën. De wapenen 400 musketten met forketten
en bandelieren, 225 pieken en corseletten zouden wrorden nagezonden.
Aangezien van de uit 's lands magazijnen ontvangen musketten „de
„laden gebroken, oock sommige met papier aengepleckt" warenbij
andere de haan niet meer werkte, leende Holland 200 musketten uit
eigen voonaad. De voor de vermeerdering met 25 man in aanmerking
komende compagnieën waren niet zoodanig gerepartieerddat de meerdere
kosten met de quoten der bondgenooten overeenkwamen. De Staten
f liesband gevoelden zich door den te hoogen aanslag bezwaard en
gaven bevel aan hunne kapiteins om niet 25 doch slechts 19 man aan te
werven. Zij hadden door ondervinding geleerd, dat beloften tot nadere
verrekening nimmer werden ingelost. Zeeland wilde bevel geven tot
de verstel kingmits de kosten volgens de gewone verhouding werden
omgeslagen. De verwachting omtrent de te verrichten diensten door de
in het vaderland blijvende versterking kon niet groot zijn. Al spoedig bleek
't, dat de nieuw aangeworvenen meerendeels bestonden uit „seer oner-
„vaien ende ongeoeffent volck", terwijl gebrek aan officieren hunne
opleiding belette (1).
Aangezien de handelingen der katholieke vorsten aan den Rijn meer
toezicht en voorzorgen eischten, juist toen 2000 geoefende mannen
aan het legei weiden onttrokken, moesten de frontier-plaatsen van
sterkere garnizoenen worden voorzien. De Raad van State wees daarvoor
volgens plicht en bevoegdheid eenige compagnieën aan. Nogmaals stelden
de gewesten, vooral Friesland, de provinciale belangen boven die van de
Genei aliteit. In plaats van een compagnie te paard en drie compagnieën
te voet te zenden, vergunden de Friesche Staten slechts het vertrek van
een compagnie infanterie, nog wel met aanbeveling tot spoedigen terug
keer. De andere compagnieën hielden zij in Friesland „alsoo sij deselvo tot
„uytvoeiinge \an liaie politycke affaires, alsmede tot andere nootwendige
„diensten van de meergemelte provintie, alsmede tot versterekinge vande
„Frontier Schanssen bij dese conjuncture van tijden niet wel en conden
(1) Res. S. G. 20, 22, 28, 30 September, 12, 21, 26, 31 October, 28 November, 20 De
cember, Res. R. v. St. 13, 23, 24 September, 7823 October, Res. H. 27 September, S. G.
Lias loopende 16o8 dd. 11 October. De kapitein eener burger-compagnie te Hulst kocht van
een dei magazijnen zeventig oude musketten met verroeste loopen (Res. R. v. St. 19 Oc
tober). Gebrek aan regeerings-eenheid spiegelde zich mede af in gebrek aan algemeen toezicht
over de voorraden in 's lauds magazijnen,