86 „ontbeeren". Bovendien verzochten zij versterking van garnizoen voor Coevorden en de voormelde schansen Bourtange, Bellingwolde en Langakker in plaats van zulks aan de leiding van den Raad van State over te laten (1). De vaststelling der in 1652 ontworpen instructie voor dien Raad liet nog altijd op zich wachten: vruchteloos drongen de Staten-Generaal bij de bondgenooten daarop aan „opdat eenmael mogen „comen te cesseren d'ongelegentheden daechlicx voorcomende". Evenmin konden Hunne Hoog Mogenden naar aanleiding der voorstellen van den Raad van State dd. 21 December 1657 algemeene bevelen uitvaardigen tot „redres van de Militie". Wel gaven de Staten van Holland „in „serieuse achtinge genomen hebbende den toestant van de Militie, ende „het verval van deselve, in diversche respecten" bij plakkaat doeltreffende bevelen; maar deze golden niet voor de troepen ter repartitie van andere gewesten en werden bovendien slecht naargekomen (2). Nu koning Kakel Gustaap de gewapende tusschenkomst van de Re publiek voorzag, zocht hij zijn optreden tegen Denemarken te rechtvaar digen, met- de verzekering dat de inbezitneming van Kroonenburg geen nadeelige gevolgen voor de handelsbelangen der Republiek zou na zich slepen. Intusschen was keurvorst Frederik Willem van Brandenburg met zijne door den keizer en door Polen versterkte troepen in Sleeswijk-Hol- stein, daarna in Zweedsch-Pomrneren gevallen, terwijl de Staatsolie vloot met de landingstroepen op de gehuurde fluitschepen naderde (17 October). De laatste bevelen aan den luitenant-admiraal van Wassenaer Obdam droegen hem opden Zweden het oversteken van Seeland naar Holstein te beletten en de komst der troepen van den keurvorst te bevorderen (8). De Nederlandsche scheepsmacht werd aan den Sont opgewacht door de Zweedsche vloot onder den veldmaarschalk Wrangel en door de batterijen van Kroonenburg en Helsingborg. Onder de oogen van koning Karel Gustaap en zijn hofgezin te Kroonenburg ontwikkelde zich den Ssten November een der hevigste zeegevechten, die de Zweedsch-Deensche wateren ooit hadden beroerd. De overwinning bleef aan de zijde der Nederlanders, die echter het sneuvelen van de vice-admiralen Witte Cornelisz. de Witte en Pieter Florisz. van Monnikendam hadden te betreuren. Zoodra de Raad van State een fonds had „uitgevonden", zouden aan de op 's lands vloot gekwetste soldaten vergoedingen worden (1) Res. R. v. St. 13 SeptemberRes. S. G. 19 September142428 October 1658. (2) Res. H. 5 April, Res. S. G. 24 Mei, 9 October, 30 November, 7, 11, 16, 23 December, Res. R. v. St. 7 October, 7, 21, 28 December, G. P. B. II 2512 dd. 24 Juli 1658. (3) Res. S. G. 18, 26, 27 September, 7 October, 24, 27 December, Res. H. 17 September, Seer. Res. H. 18 September, Seer. Res. S. G. 19, 28 October 1658. Voor den keurvorst waren te Amsterdam aangekocht 40.000 buskruit, 75.000 lil lont, 20.000 ft'lood tegen resp. 42, 7 en 10—4 de 100 ft (Ites. R. v. St. 29 October, 17 November),

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 106