87 uitgekeerd naar de bepalingen van 15 Augustus 1658 (1). De door tocht van den Sont thans vrij zijnde, moesten de Zweden het beleg van het door koning Frederik III hardnekkig verdedigde Kopenhagen opgevenzoodat de landingstroepen onder Puchler ongehinderd konden ontschepen. Dat de Zweedsche vloot niet was vernietigd, hoewel ze in de haven van Landskrona bleef opgesloten, viel te wijten aan gebrek aan beleid bij Wassenaer. Hij ontzag zich niet om den onvoldoen den uitslag aan wankelmoedigheid van enkelen zijner kapiteins toe te schrijven; doch aan de dringende eischen van Holland om de „wande- „voirige officieren" door een zeekrijgsraad te doen vonnissen, gaf hij geen gevolg. Geen wonder! Na terugkeer in het vaderland bracht een door de admiraliteit van Amsterdam gehouden onderzoek aan 't licht, dat de vóór het gevecht aan boord van het admiraalsschip gehouden besprekingen niet door nauwkeurige bevelen waren gevolgd; de kapi teins waren het mondelinge overleg zoo goed mogelijk nagekomen en niet in hunne plichten te kort geschoten (2). Niettegenstaande den gele verden zeeslag heette 't, dat de Republiek geenszins met Zweden in staat van oorlog verkeerde. Men noemde zulks een oorlogstoestand in schijnde wederzijdsche gezanten bleven dan ook op hunne posten en de Republiek stelde slechts ingevolge de gesloten trac- taten een auxiliaire macht ter beschikking, welke zich echter moest wachten voor bijzondere vijandelijkheden, alleen op last en in naam van koning Frederik III handelend mocht optreden. Op eigen gezag buitgemaakte Zweedsche gewapende koopvaarders moesten worden terug gegeven, terwijl de in den zeeslag veroverde schepen aan koning Fre derik toekwamen; Zijne Majesteit werd tevens „beleeffdelick" ingelicht omtrent de in de Republiek gebruikelijke belooningen bij het behalen van buit (8). 't Lag aanvankelijk in de bedoeling om de vloot, met achterlating van de troepen, te laten terugkeeren; maar.kuiperijen van Engeland, ten einde Denemarken tot een afzonderlijken vrede met Zweden te bewegen, brachten verandering in die plannen. Onderstellende dat de Republiek zich zou verzekeren van Kroonenburg en andere plaatsen op Seeland deze evenals de Brandenburgsche vestingen aan den Rijn zoogenaamd tijdelijk in bezit houden, zond Engeland een vloot onder den vice-admi- raal Goodson en sir George Ascue naar den Sont. Wassenaer ontving dientengevolge bevel om „met de geheele vloot int beste postuyr doenlick" in Denemarken te blijven, zich zoo goed mogelijk van levensmiddelen en andere behoeften te voorzien. Reeds toen de Staatsche vloot zich bij Cl) Res. S. G. 18, 22 December. Do opvolgers der gesneuvelde vice-admiralen waren Egbert Meeusz. Cortenaer en Jan Cornelisz. Meppel (Res. H. 8 Mei 1659). (2) Res. H. en Res. S. G. 26, 27 November 1658, Res. S. G. 3 Maart 1659, 6, 27 Januari, 14 Februari, Seer. Res. H. 23 Januari 1660. (3) Res. H. 26, 27 November, Res, S. G, 26, 28 November, 11 December 1658.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 107