89
vier korporaals kiezen. De reis ving aan op 25 November te Amsterdam
onder bevel van den kapitein Christoffel van Benthem. Bij terugkeer
in het vaderland (September 1660) bedankten de officieren den Raad van
State voor de „vaderlicke sorge ende goede betalinge" een zeldzaam
heid in die dagen en werd het detachement gelicentieerd. Eenigen
waren in Noorwegen getrouwd en mochten daar blijven. Aan de terug
gekeerden beloofden de Staten-Generaal „over haerluyder avancement te
„sijner tijt favorabel reguard te nemen" (1).
Begrijpelijkerwijs speelden de geldelijke aangelegenheden weder een
belangrijke rol. De in November 1658 opgemaakte begrooting voor het
troepentransport met aankleve van dien, beliep bijna honderdduizend
gulden (2). Men meende deze som te vinden uit de terugbetaling der
aan den graaf en de stenden van Oost-Friesland gedane voorschotten;
doch de eerste termijn was reeds nagenoeg geheel besteed aan den
inkoop van munitie voor Brandenburg, terwijl op de betaling van den
tweeden termijn geen staat viel te maken. De bijdragen der provinciën
tot uitrusting der vloot lieten eveneens op zich wachten, zoodat Hunne
Hoog Mogenden aan den Raad van State opdroegen „het uytvinden van
„prompte geltmiddelen tot verval van de lasten te water en te land";
tevens, om de vorderingen op Oost-Friesland „paratelick te doen execu
teren". Nadat honderdduizend gulden waren bijeengebracht voor het
transport van het eerste secours, ontving de Raad van State opdracht
om nog 72.000 te negotieeren ten behoeve van de zending der 4000
man van het tweede secoursonder voorbehouddat het bedrag zou
worden terugbetaald zoodra de „defectueuse" provinciën aan hare ver
plichtingen hadden voldaan. Terecht koesterde de Raad vrees, dat deze
handelwijze, waarbij de bondgenooten moesten opmerken dat buiten
hen om zoo gemakkelijk fondsen te krijgen waren, een spoedige afwik
keling van zaken nog langer zou tegenhouden. Van de genegotieerde
72.000 werden 62.000 onder de admiraliteiten verdeeld; de Raad
ontving 4000 tot aanschaffing van levensmiddelen zoolang de soldaten
niet ingescheept waren, waarna deze zorg op de admiraliteiten over
ging (8).
Als tweede secours voor Denemarken waren aangewezen veertig com
pagnieën op een organieke sterkte van 8215 man, 25 man versterking
daaronder begrepen. Op 20 November moesten acht compagnieën te
(1) Seer. Res. H. 11 October, Seer. Res. S. G. 2 November, Res. S. G. 11, 13, 21 Novem
ber, Res. R. v. St. 13, 14, 19, 22, 26 November, Comm. R. v. St. 22 November 1658, Res.
Res. S. G. 24 Maart, 24 September 1659, Res. R. v. St. 24 Maart, 132126, 28 Augustus,
20 September, 1 November, Res. S. G. 21 September 1660.
(2) Zie Aanteekening N° 12 (Res. S. G. 12, 13 November 1658).
(3) lies. S G. 12, 13, 21, 29 November, 24, 6, 8 December, Res. R. v. St. 17 November,
•5 December, Seer. Res. S. G. 2 December 1658, 28 Februari, Ros. R. v. St. 5, 8 Maart, Ros.
S. G. 14, 21 Maart 1659,