92 officieren nan boord geregeld worden. De Staten-Generaal bepaalden dat de hoofdofficieren en kapiteins als gasten ontvangen en met „d'eerste „plaetse aen taeffel vereert" zouden worden. Bij ontmoeting van den vpand moesten zij in alle opzichten de behulpzame hand bieden aan de commandeerende zee-officieren. Bij elke gelegenheid zou de vice-admiraal als voorzitter met een „proponerende en concluderende stemme" optre den. De laatste bepaling viel niet in den smaak der kolonels, die zich beriepen op het oude gebruik tijdens de prinsen van Oranje, toen een kolonel den voorrang van een vice-admiraal bezat; doch de Staten-Gene raal bepaaldendat een koloneldie zich niet wist te schikkenmet zijn compagnie naar een ander schip moest overgaan 11). De vice-admiraal de Ruyter was weder aangewezen als bevelhebber van 'slands vloot, de kolonel Killegrew als commandant der troepen gedurende de reis (2). Holland machtigde den kolonel Puchler, algemeen bevelhebber van beide secoursen, om gedurende het verblijf in Denemarken door aan stelling van „commandeurs" in de openvallende plaatsen van kapitein luitenant of vaandrig te voorzien; Zeeland vereenigde zich met dezen maatregel, de andere provinciën onthielden zich van elke beslissing. De Staten-Generaal keurden goed, dat Puchler in zoo verre ondergeschikt zou zijn aan luitenant-generaal Hans Sci-ïaeck, Deensch commandant te Kopenhagen, als noodig om door diens tusschenkomst de bevelen des konings in ontvangst te nemen. Voorts gaven de Staten-Generaal toe aan Frederik's wenschen om door hun in Denemarken verblijvend krijgsvolk den eed aan hem te doen afleggen, doch onder uitdrukkelijke verklaring, dat zulks geenszins viel te beschouwen als ontslag uit Staatschen dienst. Door den strengen winter en de duurte waren de soldaten „naeckt ende bloot" gewordende onder zeil zijnde vloot bracht voor hen pijrokken mede (3). Hoewel al het scheepsvolk nog niet present was op de zeven schepen van Zeeland ontbraken nog 300 matrozen geldgeschut en andere behoeften op zich lieten wachtenontving de Ruyter bevel om na 20 Meials wanneer de schepen zich bij Texel moesten bevindenzoo spoedig mogelijk zee te kiezenmet waarschuwing om onderweg de Britsche vloot niet te vertrouwen (4). Inderdaad bevond zich een scheeps macht onder admiraal Edward Montague in de Zweedsch-Deensche wateren, zoogenaamd om vijandelijkheden tusschen Zweden en Denemar ken te voorkomen, inderdaad om den invloed der Republiek te knotten. (1) Res. R. v. St. 27 Maart, 3 Mei, Res. S. G. 24, 29 April, 28 Mei 1659. (2) Res. S. G. 19 Maart, Res. R. v. St. 27 Maart, Seer. Res. S. G. 15 April, Comm. S. G. 19 Mei 1659. (3) Ros. S. G. 1, 8, 18, 20, 28 December, Res. H. 13, 14 December, Ros. R. v. St. 19 De- comber 1658, Res. S. G. 22 Februari, 1, 12, 25 April, 15, 19 Mei, Res. R. v. St. 10 Mei 1659. (4) Res. S. G, 29 April, 1, 8, 12, 15, 17, 19, 20, 20, 27 Mei, Seer. Res. H. 3 Mei 1659,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 112