losprijzen, bleven alle pogingen om ze van koning Frederir te verkrijgen vruchteloos. Voor de onder bewaking van den provoost-generaal Pels gestelde Zweden van minderen rang moesten, als men hen niet van honger wilde laten omkomen, fondsen uit het vaderland worden over gemaakt. Bij de Nederlanders sneuvelde de kapitein Erasmus van Hem- mema, eenige officieren werden gekwetst; zestien standaarden vielen ons in handen. De vloot kon niet langer blijven, loste de bagage benevens een voorraad van 2000 kasakken, 3000 hemden, 8000 paren schoenen, 2 pakken kousen, 20 bossen lont, en vertrok naar den Sont. Koning Erederik vereerde aan de Ruvter een gouden keten en medaille met diamanten, en verhief hem in den adelstand (1). Gelukkiger waren de Zweden in Duitschland. Generaal Paulus Wirtz, baron van Orneholm in 1668 benoemd tot veldmaarschalk bij het Staatsche leger verdedigde en behield de vesting Stettin tegen de Polen (26 September tot het ontzet op 16 November). Nadat de Zweden zich op 23 November van Demmin aan de Peene hadden meester gemaakt, stelden zij paal en perk aan de verdere veroveringen der Brandenburgers. Het tweede secours bleef op Funen. Kolonel Killegew ontving een acte omwanneer aan den kolonel-generaal Puchler „yets menschelix „mocht overcomen ofte bij indispositie onbequaem werden" het bevel als „opperhoofd" over het geheele secours te voeren. Meerdere verzoeken door hem aan de Staten-Generaal gedaan tot a. zorg voor geregelde betalingen; b. aanvulling van vaceerende plaatsen, onder opmerking, dat eenige compagnieën door sergeanten werden aangevoerd; c. toevoer van munitie; cl. zending van chirurgyns: als gevolg van gebrekkige hulp waren vele gewonden gestorven; e. aandrang bij koning Frederik om betere kwartieren en aandeel in de behaalde buit konden uit den aard der staatsinrichting niet door één zelfde licljaam worden afgedaan. De beslissing omtrent de punten a en b behoorde tot de bevoegdheid der souvereine provinciën; voor c en cl kon de Raad van State zorg dragen. Betreffende punt e erkenden Hunne Hoog Mo- genden het recht van den buit; zij stelden zich tevreden met 's konings beslissing, dat de troepen op Funen „liaer met bloot logiement ende „servitie sullen hebben te vergenoegen" (2). (1) Journaal van de Ruyter, 1(159; Res. S. G. 22 November 1658 (Bltat in Deenschen dienst); Seer. Res. S. G. 3 October, 3 December, Seer. Res H. 3 December, lies. S. G. 5, 6, 29 December, Res. H. 19, 20 December 1659. Otto Willem van Konigsmarkzoon van Hans Christoffel, werd later Zweedsch veldmaarschalk; z(jn broeder Cof.nr a ad Christoffel trad in 1672 in Staatschen dienst. (2) Res. R. v. St. 8, 11 December, Res. H. 19, 20 December, lies. S. G. 29December 1659 13, 21 April, 19 Mei, 28 November, Res. R. v. St. 16 April 1660. Simon Boninoa was tot chirurgijn op Funen benoemd met een traktement van dertig stuivers daags (Res. R. v. St. 29 September).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 118